Tegenstrijdigheden in de Bijbel
1 - Inleiding
Jaren lang heb ik heb ik het idee gehad dat
er tegenstrijdigheden in de Bijbel, en dan vooral in het Nieuwe testament
stonden. Deze tegenstrijdigheden hadden te maken met het onderwijs aan de
tegenwoordige Gemeente op aarde. Men vertelde mij dat het geen echte
verschillen konden zijn. De Bijbel kan zichzelf niet tegenspreken. Ik heb
geprobeerd dit te aanvaarden, maar dat koste mij moeite.
Maar kort geleden heb ik mij laten uitleggen
dat er inderdaad verschillende bedieningen, met verschillende aspecten in Gods
Woord voorkomen. God handelt met de mensen op een bepaalde manier in een
bepaalde periode. Als ik alleen al kijk naar hoe God omging met Adam en Eva in
de hof van Eden, dan was dat op een heel andere manier dan later met het volk
Israël, aan wie Hij de wet gaf. Dit kan het idee geven dat de Bijbel zichzelf
soms tegenspreekt.
Ik wil in deze studie kort de algemene uitleg
over het ontstaan van de Gemeente behandelen.
Daarna wil ik laten zien waar ik moeite mee
had.
Vervolgens wil ik een mogelijke verklaring
voor de verschillen uitleggen.
Dit wil ik bevestigen door een aantal
voorbeelden.
2 - De algemene uitleg
De algemene uitleg is dat in Handelingen 2
een nieuwe periode aanbreekt, met de uitstorting van de Heilige Geest. God gaat
Zijn Gemeente op aarde bouwen, uit alle volken. Israël is voorlopig terzijde
gesteld, (zo niet geheel van het toneel verdwenen) Joden wordt ingelijfd, als
zij tot geloof komen, in de Gemeente waarvan Christus het Hoofd is.
Langzamerhand zie je in Handelingen dat dit
de Joden wordt duidelijk gemaakt, bijvoorbeeld in Hand.10: 15 Hier moet Petrus
naar de hoofdman Cornelius gaan. Dit is een heiden, maar God zegt:
Hand.10:
15 En
een stem geschiedde wederom ten tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd
heeft, zult gij niet gemeen maken.
Steeds meer heidenen komen tot geloof. De
brieven van de apostelen zijn gericht aan heiden en Jood. Hierin kunnen we het
onderwijs vinden wat God voor ons bedoeld heeft. Dit onderwijs is erg
gevarieerd. Maar God spreekt tot ons in zeer veel verschillende beelden.
Hoewel ik het helemaal eens was met deze
uitleg, stuitte ik toch op een aantal problemen die mijn zicht op Gods
bedoelingen verduisterden. Hier volgen enkele struikelblokken.
3 - Tegenstrijdige
teksten.
3 - 1 De profetie van Joël
Als eerste liep ik bij deze uitleg aan tegen
Hand.2: 14 – 20. Als hier de Gemeente begint, waar heiden en Jood samen één in
zijn, waarom dan deze profetie? Waarom begint God hier door Petrus te spreken
over teksten aangehaald uit Joël 2 waar geprofeteerd wordt tegen Israël, over de
laatste dagen? Over het uitstorten van de geest op alle vlees? Over de wonderen
in de hemel en de tekenen op aarde? Over de doorluchtige dag des Heeren?
Wat belangrijk is te weten dat Petrus een andere doelgroep toespreekt dan Paulus, zo lees ik in: Galaten 2: 7 Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen.
3 - 2 Genezing
Het tweede lastige feit wat ik in mijn
christelijke loopbaan tegenkwam, was het probleem van de genezingen. In
1Kor.12: 28 wordt gesproken over de gave van gezondmaking. Paulus schreef deze
brief tijdens zijn zendingsreizen, die beschreven staan in Handelingen. Ik weet
dat Paulus zieken genas zoals ik kan lezen in:
Hand.19:
11, 12
11 En God deed ongewone krachten door de handen van Paulus; 12 Alzo dat ook van zijn lijf op de kranken
gedragen werden de zweetdoeken of gordeldoeken, en dat de ziekten van hen
weken, en de boze geesten van hen uitvoeren.
Ook de andere apostelen hadden de gave van
genezing. En niet te vergeten de Here Jezus zelf die heel veel mensen genas,
wat te lezen valt in de Evangeliën.
Maar van Paulus weten we tegelijkertijd dat
hij niet genezen werd van een doorn in zijn vlees, 2 Cor.12: 7. Ook moest hij
mensen ziek achterlaten:
2Tim.4:
20
Erastus is te Korinthe gebleven; en Trofimus heb ik te Milete krank
gelaten.
Ik had de uitleg kunnen aanvaarden dat God
soms mensen geneest, maar niet altijd. God weet wat goed voor een ieder is.
Maar mijn probleem was dat er zoveel misverstanden over dit onderwerp zijn
ontstaan, wat toch door de tegenstrijdige teksten veroorzaakt wordt.
3 - 3 Bidden en ontvangen
Matth.21:
22 En
al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen.
Joh.14:
13 En
zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in den
Zoon verheerlijkt worde.
Joh.15:
7
Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt,
zult gij begeren, en het zal u geschieden.
1Joh.3:
21, 22
21Geliefden! Indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij
vrijmoedigheid tot God; 22 En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem,
dewijl wij Zijn geboden bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem.
Jac.4:
3 Gij
bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw
wellusten doorbrengen zoudt.
In deze verzen staat dat alles wat wij
begeren, wij het zullen ontvangen, mits wij geloven, in Jezus Naam bidden, In
Hem blijven en ons hart ons niet veroordeeld. Ik heb vaak om iets speciaals
gebeden, maar niet gekregen. Mijn conclusie was uiteindelijk dat ik het
misschien toch enkel verlangde voor mijn eigen gemak.
Maar als ik Fil.4: 6, 7, 11 - 13 las, meende ik te mogen concluderen dat
Paulus ook niet alles had gekregen waar hij om bad en smeekte. Gingen bovenstaande
verzen dan niet voor hem op? Paulus was toch iemand die absoluut op Gods weg
wandelde in groot geloof en vertrouwen.
Fil.4:
6, 7, 11 - 13 6
Weest in geen ding bezorgt; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en
smeken, met dankzegging bekend worden bij God; 7 En de vrede Gods, die alle verstand te boven
gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus. 11 Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek; want ik
heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben. 12 En ik weet vernederd te worden, ik weet ook
overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd
te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden.
13 Ik vermag alle dingen door Christus,
Die mij kracht geeft.
3 - 4 Trouwen
1Kor.7:
25 - 29, 38 - 40 25 Aangaande de maagden nu, heb ik geen
bevel des Heeren; Maar ik zeg mijn gevoelen, als die barmhartigheid van den
Heere gekregen heb, om getrouw te zijn. 26
Ik houde dan dit goed te zijn, om den aanstaanden nood, dat het, zeg ik,
den mens goed is alzo te zijn. 27 Zijt
gij aan een vrouw verbonden, zoek geen ontbinding; zijt gij ongebonden van een
vrouw, zoek geen vrouw. 28 Maar indien gij ook trouwt, gij zondigt niet; en
indien een maagd trouwt, zij zondigt niet. Doch dezulken zullen verdrukking
hebben in het vlees; en ik spare ulieden. 29
Maar dit zeg ik, broeders, dat de tijd voorts kort is; opdat ook die
vrouwen hebben, zouden zijn als niet hebbende; 38 Alzo dan, die haar ten huwelijk uitgeeft, die
doet wel; en die ze ten huwelijk niet uitgeeft, die doet beter. 39 Een vrouw is
door de wet verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien haar man
ontslapen is, zo is zij vrij, om te trouwen, dien zij wil, alleenlijk in den
Heere. 40 Maar zij is gelukkiger, indien
zij alzo blijft, naar mijn gevoelen. En ik meen ook den Geest Gods te hebben.
In bovenstaande teksten meen ik te lezen dat
Paulus eigenlijk het huwelijk niet aanraadt omdat de gehuwden verdrukking in
het vlees te wachten staat. Bovendien spreekt hij uit dat de tijd kort is.
Nu meen ik dat hij in de onderstaande verzen
iets geheel anders beweert. Hier moedigt hij de vrouw juist aan om kinderen te
krijgen, ze zal dan zalig worden ( geen sprake meer van verdrukkingen in het
vlees) en hij veroordeeld degene die het huwelijk verbieden.
1Tim.2:
15
Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het
geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid.
1Tim.4:
1, 3 1
Doch de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen
van het geloof, zich begevende tot verleidende geesten, en leringen der
duivelen, 3 Verbiedende te huwelijken,
gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft,
1Tim.5:
14 Ik
wil dan, dat de jonge weduwen huwelijken, kinderen telen, het huis regeren,
geen oorzaak van lastering aan de wederpartij geven.
3 - 5 Heilige Geest, doop of
verzegeling?
Rom.8:
9
Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de
Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die
komt Hem niet toe.
Gal.3:
2, 3 2
Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der
wet, of uit de prediking des geloofs? 3 Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den
Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees?
Het lijkt mij dat in deze teksten staat dat
de Heilige Geest, waarin men is gedoopt, zich van iemand kan terugtrekken. Maar
in Efeze wordt gesproken van een verzegeling, die zelfs bij het bedroeven van
de Heilige Geest niet verbroken wordt.
Ef.1:
13, 14 13
In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het
Evangelie uwer zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd
hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte; 14 Die het onderpand is van onze erfenis, tot de
verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid.
Ef.4:
30 En
bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den
dag der verlossing.
3- 6 Wederkomst van de Heer
Luk.21:
32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht
geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.
1Thess.4:
15, 17 15
Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend
overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen,
die ontslapen zijn.17 Daarna wij, die
levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de
wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den
Heere wezen.
Hebr.10:
37 Want: nog een zeer weinig tijds en Hij,
Die te komen staat, zal komen, en niet vertoeven.
Jac.5:
7, 8 7
Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Ziet, de landman
verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat
het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen. 8 Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw
harten; want de toekomst des Heeren genaakt.
2Petr.3:
3, 4
3 Dit eerst wetende, dat in het
laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden
zullen wandelen, 4 En zeggen: waar is de belofte Zijner toekomst? Want van dien
dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het
begin der schepping.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik het me ook
heb afgevraagd waar de belofte van de komst des Heren is gebleven. Als ik deze
teksten las dan kreeg ik het idee dat het eigenlijk al moest gebeuren in de
generatie die leefde samen met de Here Jezus en met Paulus. Maar, legde men mij
uit: één dag bij de Heer is als duizend jaar en omgekeerd. Dat klonk wel
gelovig, maar toch bleef ik mij afvragen waarom een dergelijke tekst als
Luk.21: 32 en Matth.24: 34.
3 - 7 1 Korinthe 14
Is er een Bijbelgedeelte te noemen wat meer
verdeeldheid te weeg heeft gebracht dan 1 Korinthe 14? Overigens, de hele
Korinthe brief heeft veel stof tot discussie teweeggebracht. Maar kijk ik naar
1 Korinthe 14 dan rijst de vraag of ik nu wel of niet in tongen (talen) kan,
moet spreken. Of ik nu wel of niet de gave van het profeteren heb. Of de vrouw
nu wel of niet moet zwijgen, met of zonder hoofdbedekking ( 1Kor.11: 5)
Alhoewel deze zaken duidelijk beschreven staan zijn er grote verschillen in
opvattingen en iedereen meent dat hij het op de juiste wijze uitvoert.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat er van
onderstaande verzen niets is terechtgekomen.
Zijn deze verzen dan een onmogelijke opdracht
voor ons?
1 Kor.1:10
Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus,
dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat
gij samengevoegd zijt in eenzelfden zin, en in een zelfde gevoelen.
Fil.2:
2, 5
2 Zo vervult mijn blijdschap, dat
gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van een gemoed en van een
gevoelen zijnde. 5 Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in
Christus Jezus was;
3 - 8 Werken of geloof
Regelmatig rees bij mij de vraag of
ik nu werd gerechtvaardigd door mijn werken, of door geloof.
Rom.2: 6, 7 6 Welke een
iegelijk vergelden zal naar zijn werken; 7
Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en
onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven;
1Kor.3: 14, 15 14 Zo iemands werk
blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen.
15 Zo iemands werk
zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden,
doch alzo als door vuur.
Jak.2: 14, 17, 24, 26 14 Wat
nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft,
en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken? 17 Alzo ook het geloof, indien het de werken
niet heeft, is bij zich zelve dood. 24
Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en
niet alleenlijk uit het geloof? 26 Want
gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de
werken dood.
1Petr.1: 15, 16, 17 15Maar gelijk Hij,
Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelve heilig in al uw wandel;
16 Daarom dat er geschreven is: Zijt
heilig, want Ik ben heilig. 17 En indien
gij tot een Vader aanroept Dengene, Die zonder aanneming des persoons oordeelt
naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning;
Efeze 2: 8,
9 8 Want uit genade zijt gij zalig geworden
door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; 9 Niet uit de werken, opdat niemand roemt.
Fil.2: 12, 13 12 werkt uws zelfs
zaligheid met vreze en beven: (in de betekenis van “Heer wat wilt Gij dat ik
doen zal”)13 Want het is God, Die in u
werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.
2Tim.1: 9 Die ons heeft zalig
gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar
Zijn eigen voor nemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de
tijden der eeuwen;
3 - 9 Oordeel of genade
Ook vroeg ik mij af of ik onder het
oordeel zou vallen of dat ik vrij gesproken werd door de genade.
Als ik Matth.5: 17 – 48 lees moet ik
tot de conclusie komen dat ik deze toets niet kan doorstaan. En ook in de
volgende teksten liegen de oordelen er niet om.
Matth.6: 14, 15 14 Want indien gij
den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven.
15 Maar indien gij den mensen hun
misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven.
Romeinen 14:10 Maar gij, wat
oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat veracht gij uw broeder? Want wij
zullen allen voor den rechterstoel van Christus gesteld worden.
1Kor.11: 27 – 32 27 Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den
drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed
des Heeren. 28 Maar de mens beproeve
zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker. 29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet
en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
30 Daarom zijn onder u vele zwakken en
kranken, en velen slapen. 31 Want indien
wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. 32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij
van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld
worden.
2 Corinthe 5:10 Want wij allen
moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk
wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij
goed, hetzij kwaad.
Jakobus 5:9 Zucht niet tegen
elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat
voor de deur.
Maar het lijkt mij dat in onderstaande
teksten een heel andere toon wordt aangeslagen.
Efeze 1:7 In Welken wij
hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar
den rijkdom Zijner genade,
Efeze 2: 5, 7 5 Ook toen wij dood
waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt
gij zalig geworden), Opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den
uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in
Christus Jezus.
Titus 2: 11 Want de
zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.
Titus 3: 7 Opdat wij,
gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope
des eeuwigen levens.
Ik denk dat ik zo wel genoeg
voorbeelden heb genoemd waarover ik mij het hoofd brak.
4 - Een andere uitleg
Twee jaar geleden kwam ik in
aanraking met een uitleg die beweerde dat de Gemeente van Christus waarvan Hij
het Hoofd is niet in Handelingen 2 begonnen is, maar in Handelingen 28,
en wel nadat Paulus had gezegd:
Hand.28: 25 - 28 25 En tegen elkander
oneens zijnde, scheidden zij; als Paulus dit ene woord gezegd had, namelijk:
Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze
vaderen, 26 Zeggende: Ga heen tot dit
volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende
zult gij zien, en geenszins bemerken. 27
Want het hart dezes volks is dik geworden, en met de oren hebben zij
zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger
tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan,
en zij zich bekeren, en Ik hen geneze.28
Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen gezonden is, en
dezelve zullen horen.
4 - 1 Handelingen 1 - 28
Als het zo zou zijn dat de Gemeente
van Christus waarvan Hij het Hoofd is niet in Handelingen 2 begonnen
is, wat voor gevolgen heeft dat dan?
Wel, dat houdt dan onder anderen in
dat de geschiedenis, die ik in Handelingen vind, over een andere groep
gelovigen gaat dan ik altijd gemeend heb.
Ook houdt het in dat de brieven die
Paulus tijdens Handelingen geschreven heeft gericht zijn aan een andere groep
mensen dan de groep waar hij zijn brieven aan schrijft na Handelingen 28.
De brieven die Paulus heeft
geschreven tijdens de Handelingsperiode zijn:
53 na Chr. 1 en 2 Thessaloncensen
53 na Chr. Hebreeën (hoewel het niet
vermeld staat wie deze brief heeft geschreven denken de meesten dat het Paulus
is geweest.)
57 na Chr. 1 en 2 Korinthe, Galaten
58 na Chr. Romeinen
Als ik dit rijtje bekijk dan zie ik
direct dat de volgorde anders is dan in onze Bijbel wordt weergegeven.
Ik weet niet waarom de bijbel vertalers deze veranderd hebben. Men heeft mij geleerd dat de
samenstelling van de brieven door de Heilige Geest zo aan ons is overgeleverd.
Men vertelde mij dat er een opbouw aan onderwijs in zat. Nu kunnen mensen dat
wel zo vinden maar als ik rekening houd met de opbouw die Paulus in zijn
brieven neerlegt dan meen ik toch dat dit de juiste is.
Ik wil nu gaan kijken over welke
gelovigen het in Handelingen gaat en welk specifiek onderwijs er in naar voren
komt.
4 - 2 Joden en Grieken
In Handelingen 2: 14, 22 / 3:12 / 5:35
/ 13:16 / 21:28 vind ik de uitdrukking: “Gij Joodse of Israëlitische mannen.”
In Handelingen 2 vind ik deze uitdrukking twee keer. Ik lees in:
Hand. 2: 36, 37 36 Zo wete dan
zekerlijk het ganse huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt
heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt. 37 En als zij dit hoorden,
werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat
zullen wij doen mannen broeders?
Deze zij en gij zijn, naar mijn
idee, Joden. En vervolgens richt Petrus het woord tot hen in vers 38 – 47. Ik
heb altijd gemeend, en ook uitgelegd gekregen, dat deze verzen ook tot de
heidenen gericht waren. Met “die daar verre zijn” uit vers 39 zouden de
heidenen bedoeld worden. Maar is dit zo? Zou dit ook kunnen slaan op:
Hand.2: 5 En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige
mannen van allen volken degenen, die onder den hemel zijn.
Als ik tekst met tekst vergelijk
moet ik inderdaad concluderen dat hier niet tegen heidenen gesproken wordt maar
tegen Joden. Dat betekent dat de eerste Gemeente uit Joden bestond. Dan kan ik
nu ook begrijpen waarom Petrus met een tekst uit Joël begint. Hij heeft het
hier tegen het Joodse volk en dus is deze tekst volkomen op zijn plaats. En dat komt overeen met de bediening die Petrus heeft aangaande de besnedenen, zie ook paragraaf 3.1. Maar er zijn nog meer teksten die
over de Joden gaan.
Hand.14: 1 En het geschiedde
te Ikonium, dat zij te samen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken,
dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.
Hand.18: 4 En hij handelde op
elke sabbat in de synagoge, en bewoog tot het geloof Joden en Grieken.
Hand.19: 10 En dit geschiedde
twee jaren lang, alzo dat allen, die in Azie woonden, het Woord van den Heere
Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken.
Hand.19: 17 En dit werd allen
bekend, beiden Joden en Grieken, die te Efeze woonden; en er viel een vreze
over hen allen, en de Naam van den Heere Jezus werd groot gemaakt.
Hand.20: 21 Betuigende, beiden
Joden en Grieken, de bekering tot God en het geloof in onzen Heere Jezus
Christus.
Rom.3: 9 Wat dan? Zijn wij uitnemender?
Ganselijk niet; want wij hebben tevoren beschuldigd beiden Joden en Grieken,
dat zij allen onder de zonde zijn;
1 Cor.1: 24 Maar hun, die
geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods,
en de wijsheid Gods.
Romeinen 1: 16 Want ik schaam mij
des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een
iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek (Hellen)
Romeinen 2: 9 Verdrukking en
benauwdheid over alle ziel des mensen, die het kwade werkt, eerst van den Jood,
en ook van den Griek; (Hellen)
Romeinen 2: 10 Maar heerlijkheid,
en eer, en vrede een iegelijk, die het goede werkt, eerst den Jood, en ook den
Griek. (Hellen)
Wat in deze teksten duidelijk wordt
is dat Paulus zich richt tot eerst de Jood en ook de Griek. Is de Griek dan
geen heiden? Er wordt voor Grieken een ander woord in de grondtekst gebruikt
dan voor heidenen in het algemeen.
Griek, Grieksen: Hellen: Grieks
sprekende persoon, niet Jood
heiden: ethnos: land, volkeren,
mensen
Jodengenoten: proselutos: iemand toegetreden tot het
Jodendom
In onderstaande teksten zie ik dat
Joden en Jodengenoten apart onderwezen werden, meestal in de synagoge. De
heidenen kwamen later aan de beurt.
Hand.13: 42 En als de Joden
uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen (ethnos), dat tegen den
naasten sabbat hun dezelfde woorden zouden gesproken worden.
Hand.13: 46 Maar Paulus en
Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u
het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en
uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de
heidenen (ethnos)
Hand.18: 6 Maar als zij wederstonden
en lasterden, schudde hij zijn klederen af, en zeide tot hen: Uw bloed zij op
uw hoofd; ik ben rein; en van nu voortaan zal ik tot de heidenen (ethnos)
heengaan.
Hand.21: 19 En als hij hen (
ouderlingen te Jeruzalem, vers 18, 19) gegroet had, verhaalde hij van stuk tot
stuk, wat God onder de heidenen (ethnos)door zijn dienst gedaan had.
4 - 3
Heidenen
Er komen in de Handelingsperiode ook heidenen (ethnos) tot
geloof. Maar dit heeft een speciale bedoeling. Ik kan dit vinden in:
Rom.10: 19
Maar ik zeg: Heeft Israël het niet verstaan? Mozes zegt eerst: Ik zal
ulieden tot jaloersheid verwekken door
degenen, die geen volk zijn; door een onverstandig volk zal ik u tot toorn
verwekken.
Rom.11: 11
Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden? Dat zij
verre; maar
door hun val
is de zaligheid den heidenen geworden, om hen tot jaloersheid te verwekken.
Hier lees ik dat de heidenen tot geloof komen om de Joden
jaloers te maken. God doet er alles aan om Zijn volk te bereiken. Was het dan
niet de bedoeling dat heidenen tot geloof zouden komen? Jazeker wel. God had
dit al beloofd in het Oude testament aan Abraham en de Joden zouden als
koningen en priesters de heidenen vertellen van hun God, Ex.19: 6
Maar nu de Joden zich niet willen bekeren, kan het heil niet
door hen tot de heidenen komen. God volgt een andere weg. Paulus werd geroepen
om naar de kinderen Israëls, de koningen en naar de heidenen te gaan, Hand.9:
15. Ik kan dit gebeuren in Handelingen volgen.
Maar hij noemt zichzelf een ontijdig geborene.
1 Corinthe
15: 8 En ten laatste van allen is Hij ook van mij,
als van een ontijdig geborene, gezien.
Eigenlijk is hij te vroeg wedergeboren. Waarom dan? Wel, om de
heidenen alvast te bereiken met het Evangelie om de Joden jaloers te maken. Bijzonder is dat Paulus geroepen werd om tot de heidenen te spreken zoals ik al las in Galaten 3: 7. Zie paragraaf 3.1.
Het was in de Handelingsperiode nog steeds de bedoeling dat de Joden tot
bekering zouden komen. Het Koninkrijk zou dan opgericht kunnen worden, en de
Joden zouden aan alle volken het evangelie van het Koninkrijk kunnen gaan
brengen. Dit alles lag binnen hun bereik ondanks dat zij de Here Jezus hadden
gekruisigd. Dat kan ik lezen in:
Hand.3: 15,
17 – 26 15 En
den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden;
waarvan wij getuigen zijn. 17 En nu, broeders, ik weet, dat gij het door
onwetendheid gedaan hebt, gelijk als ook uw oversten. 18 Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen Hij door
den mond van al Zijn profeten tevoren verkondigd had, dat de Christus lijden
zou. 19 Betert u dan, en bekeert u,
opdat uw zonden mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling (
verademing) zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren, 20 En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus,
Die u tevoren gepredikt is; 21 Welken de
hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God
gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw.
22 Want Mozes heeft tot de vaderen
gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk
mij; Dien zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. 23 En het zal geschieden, dat alle ziel, die
dezen Profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit den volke.
24 En ook al de profeten, van Samuel
aan, en die daarna gevolgd zijn, zovelen als er hebben gesproken, die hebben
ook deze dagen tevoren verkondigd. 25
Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds, hetwelk God met
onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zade zullen alle
geslachten der aarde gezegend worden.
26 God, opgewekt hebbende Zijn
Kind Jezus, heeft Denzelven eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou,
daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden.
Deze boodschap blijft klinken in heel de Handelingsperiode:
Hand.28: 23 dewelke hij het Koninkrijk Gods
uitlegde, en betuigde, en poogde hen te bewegen tot het geloof in Jezus, beide
uit de wet van Mozes en de profeten.
4 - 4 De wet
Hand.21: 20
En zij, dat gehoord hebbende, loofden den Heere, en zeiden tot hem: Gij
ziet, broeder, hoevele duizenden van Joden er zijn, die geloven; en zij zijn
allen ijveraars van de wet.
Hand.21: 24
Neem dezen tot u, en heilig u met hen, en doe de onkosten nevens hen,
opdat zij het hoofd bescheren mogen; en allen mogen weten, dat er niets is aan
hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn; maar dat gij alzo wandelt, dat
gij ook zelve de wet onderhoudt.
Hand.24: 14
Maar dit beken ik u, dat ik naar dien weg, welken zij sekte noemen, den
God der vaderen alzo diene, gelovende alles, wat in de wet en in de profeten
geschreven is;
Hand.25: 8
Dewijl hij, verantwoordende, zeide: Ik heb noch tegen de wet der Joden,
noch tegen den tempel, noch tegen den keizer iets gezondigd.
Rom.2: 17,
18 17 Zie, gij wordt een Jood genaamd en rust op
de wet; en roemt op God, 18 En gij weet
Zijn wil, en beproeft de dingen, die daarvan verschillen, zijnde onderwezen uit
de wet;
Rom.5: 31
Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij
bevestigen de wet.
In bovenstaande teksten lees ik dat de Joden, die tot geloof in
de Messias kwamen, allen ijveraars van de wet waren. Nu heb ik altijd gemeend
dat met de komst van de Here Jezus de wet vervuld werd en zeker bij het
ontstaan van de gemeente geen functie meer had. Maar deze teksten spreken
anders. Wel lees ik in Handelingen 15 dat er onderscheid wordt gemaakt tussen
Joden en heidenen.
Hand.15:
23, 24, 28, 29 23 En zij schreven door hen dit navolgende:
De apostelen, en de ouderlingen, en de broeders wensen den broederen uit de
heidenen, die in Antiochie, en Syrie, en Cilicie zijn, zaligheid. 24 Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen,
die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen
wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de wet
onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden; 28 Want het heeft den Heiligen Geest en ons goed
gedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke
dingen: 29 Namelijk, dat gij u onthoudt
van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van
hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen.
Vaart wel.
Bovendien zegt Rom.2: 14 dat de heidenen de wet niet hebben.
Rom.2: 14 Want wanneer de heidenen, die de
wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, deze, de wet niet
hebbende, zijn zichzelven een wet;
Zo zie ik dat er in de Handelingsperiode twee groepen gelovigen
zijn.
Ten eerste: Joden en Grieken. (Jodengenoten: proselutos: iemand toegetreden tot het
Jodendom)
Zij bleven
leven naar de wet en waren tegelijkertijd tot geloof in de Messias gekomen.
Ten tweede: heidenen. Deze laatste hebben hun eigen regels, en
een eigen plaats, afgezonderd van de Joden.
5 - Israël is niet voorgoed verstoten
Rom.11: 1
Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben
ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam Benjamin.
Rom.11: 25
- 29 25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze
verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de
verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen
zal ingegaan zijn. 26 En alzo zal geheel
Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en
zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. 27
En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen.
28 Zo zijn zij wel vijanden aangaande
het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om
der vaderen wil; 29 Want de genadegiften
en de roeping Gods zijn onberouwelijk.
Nu ik gezien heb waar het in Handelingen om gaat bevreemd het
mij nog meer dat ik geloofd heb dat God de Joden, als volk, al in Handelingen 2
aan de kant had geschoven. Zelfs tijdens het schrijven van deze brief aan de
Romeinen was dit nog niet definitief het geval. Ook na Handelingen 28: 28
blijft er hoop voor de Joden bestaan. Maar deze hoop is nu wel uitgesteld tot
de toekomst, als God opnieuw naar Zijn volk zal omzien.
Lukas 21:
31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult
zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.
Hand.1: 6,
7 6 Zij dan, die samengekomen waren, vraagden
Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israel het Koninkrijk weder
oprichten? 7 En Hij zeide tot hen: Het
komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen
macht gesteld heeft;
Openbaring
12: 10 En ik hoorde een grote stem, zeggende in den
hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods;
en de macht van Zijn Christus; want de aanklager onzer broederen, die hen
verklaagde voor onzen God dag en nacht is neergeworpen.
Dit Koninkrijk zal opgericht worden op aarde. Toch zal het een
totaal ander Koninkrijk zijn dan de koninkrijken die we kennen. Het zal het
Koninkrijk der hemelen, of het Koninkrijk Gods op aarde zijn, waar de Here
Jezus Zelf zal regeren, met de discipelen. In het Grieks staat hier voor
hemelen: ouranos. Dit betekent: iets wat boven is. Daarom onderscheidt het zich
van de aardse koninkrijken, omdat het met de Hemel is verbonden.
Matth.16:
19 En Ik zal u geven de sleutelen van het
Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de
hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de
hemelen ontbonden zijn.
Matth.19:
28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u,
dat gij, die Mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen
zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op
twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels.
6 - Handelingen 28: 31
Begint er na Hand. 28: 28 werkelijk een andere periode, want ik
lees toch in vers 31 dat Paulus doorgaat met het prediken van het Koninkrijk
Gods?
Hand.28: 31
Predikende het Koninkrijk Gods, en lerende van den Heere Jezus Christus
met alle vrijmoedigheid, onverhinderd.
Op het eerste gezicht lijkt het dat Paulus geen andere
boodschap brengt dan altijd. Toch zit er verschil in de verkondiging. Vergelijk
vers 31 met:
Hand.28: 23 dewelke hij het Koninkrijk Gods
uitlegde, en betuigde, en poogde hen te bewegen tot het geloof in Jezus, beide
uit de wet van Mozes en de profeten.
In vers 31 predikt Paulus niet meer vanuit de wet van
Mozes en de profeten, die voor het volk Israël bedoeld was. Hij predikt daar niet
meer het geloof in Jezus, Die voor de Joden gekomen was, zie Matth.10: 5, 6 en
Joh.1: 11, maar de Heere Jezus Christus, Die de Joden verworpen hadden.
De naam “Heere Jezus Christus” is de volledige naam voor de
Heer in al Zijn heerlijkheid en overwinning. Christus is nu in de hemel:
Efeze 1:20
Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt;
en heeft Hem gezet tot Zijn rechterhand in den hemel: epouranios;
Ook in 2Tim.4: 18 komt epouranios voor:
2Tim.4: 18 En
de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels
Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Het gaat hier over een boven hemels Koninkrijk. Ik meen dat
Paulus dat Koninkrijk predikt in Hand.28: 31.
epouranios: boven de
hemel, uitspansel, boven de lucht, hemels, in de hemel, hoog verheven.
Ik wil nu gaan uitzoeken tot welke groep gelovigen Paulus zich
richt na Handeling 28: 31 en enkele specifieke kenmerken van deze periode
noemen.
Na Handelingen schrijft Paulus de volgende brieven:
62 na Chr. Efeze, Kollossenzen
62 na Chr. Filemon, Fillipensen
67 na Chr. 1 Timotheüs, Titus
6 - 1 Nogmaals heidenen
Efeze 3:1,
6, 8 3 Om deze oorzaak ben ik Paulus de gevangene
van Christus Jezus, voor u, die heidenen (ethnos) zijt. 6 Namelijk dat de heidenen zijn
mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten Zijner belofte in
Christus, door het Evangelie; 8 Mij, den
allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen
door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijke rijkdom van Christus,
Kol.1: 27
Aan wie God heeft willen bekend maken, welke zij de rijkdom der
heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u,
de Hoop der heerlijkheid;
1 Tim.2: 7
Waartoe ik gesteld ben een prediker en apostel (ik zeg de waarheid in
Christus, ik lieg niet), een leraar der heidenen, in geloof en waarheid.
1 Tim.3: 16
En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot; God
is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de
engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen
in heerlijkheid.
2 Tim.1: 11
Waartoe ik gesteld ben een prediker, en een apostel, en een leraar der
heidenen;
In deze verzen zie ik dat Paulus zich enkel tot de heidenen
richt. Zij worden hier mede-erfgenamen, mededeelgenoten genoemd, van hetzelfde
lichaam. Dat lijkt mij een heel ander principe dan dat zij tot geloof zijn
gekomen om de Joden tot jaloersheid te brengen. Daar wordt hier helemaal niet
over gesproken.
6 - 2 Hetzelfde lichaam
Deze uitdrukking, “hetzelfde lichaam” komt alleen in Efeze 3: 6
voor. Het Grieks heeft er één woord voor, namelijk: sussoma: samenlichaam. De
heidenen die hier genoemd worden hebben deel aan hetzelfde lichaam als de
Joden. Er zijn nu geen twee groepen meer met verschillende regels.
Koll.3: 10,
11 10 En aangedaan hebt den nieuwen mens, die
vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen
heeft; 11 Waarin niet is Griek en Jood,
besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus
is alles en in allen.
6 - 3 Nieuwe mens
Ef.2: 12,
13, 14, 15 12 Dat gij in dien tijd waart zonder
Christus, vervreemd van het burgerschap Israels, en vreemdelingen van de
verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. 13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die
eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus. 14 Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een
gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, 15 Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te
niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande; opdat Hij
die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen, vrede makende;
In deze tekst zie ik een bevestiging voor wat ik hierboven heb
gevonden. Jood en heiden samen in één Lichaam als de nieuwe mens. En hier lees
ik dan pas dat den middelmuur des afscheidsels, namelijk de wet, gebroken is
geworden. De nieuwe mens is in Christus.
Ook in onderstaande teksten wordt gesproken over de nieuwe
mens. Verder komt deze uitdrukking niet voor in het Nieuwe Testament.
Ef.4: 24
En den nieuwen mens aandoen, die naar God geschapen is in ware
rechtvaardigheid en heiligheid.
Kol.3: 10
En aangedaan hebt den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar
het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft;
7 - voorbeelden die het verschil van voor en na
Handelingen 28 bevestigen.
7 - 1 Verborgenheid: niet bekend gemaakt in andere eeuwen den
kinderen der mensen
Het woord “verborgenheid” komt twaalf keer voor in de laatste
zeven brieven van Paulus en tien keer in de andere nieuwtestamentische brieven.
Ik wil enkele teksten aanhalen uit de laatste zeven brieven van Paulus. Ze
spreken van een geheim aan de heidenen.
Ef.3: 1, 2,
3, 5, 7, 8 1 Om deze oorzaak ben ik Paulus de gevangene
van Christus Jezus, voor u, die heidenen zijt. 2 Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling
der genade Gods, die mij gegeven is aan u; 3
Dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid,
gelijk ik met weinige woorden tevoren geschreven heb; 5 Welke in andere eeuwen den kinderen der
mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige
apostelen en profeten, door den Geest; 7 Waarvan ik een dienaar geworden ben, naar de
gave der genade Gods, die mij gegeven is, naar de werking Zijner kracht. 8 Mij, den allerminste van al de heiligen, is
deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den
onnaspeurlijke rijkdom van Christus,
Efeze 5: 32
Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de
Gemeente.
Kol.1: 24 -
27 24 Die mij nu verblijde in mijn lijden voor
u, en vervuld in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van
Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de Gemeente; 25 Welke dienaar ik geworden ben, naar de
bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods; 26 Namelijk de verborgenheid, die verborgen is
geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn
heiligen; 27 Aan wie God heeft willen
bekend maken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder
de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid;
Kol.4: 3
Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woord opent, om te
spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben;
1 Tim.3: 16 En buiten allen twijfel, de
verborgenheid der godzaligheid is groot; God is geopenbaard in het vlees, is
gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de
heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.
Paulus is het instrument door God verkoren om deze totaal
nieuwe openbaring aan ons door te geven. Hij spreekt van een verborgenheid
“welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekend gemaakt”. Deze
verborgenheid kan ik dus ook niet kennen vanuit het Oude Testament, of vanuit
de evangeliën. Nee, het is verborgen geweest van alle eeuwen en van alle
geslachten.
Waarom wordt deze verborgenheid dan nu wel bekend gemaakt? Zelf
denk ik dat het de bedoeling van God was dat De Joden naar de heidenen zouden
gaan om het evangelie van het Koninkrijk te brengen. Nu zij niet tot bekering
zijn gekomen slaat God een andere weg in. Hij openbaart Zijn verborgen plan,
wat niemand tot nu toe kende. De periode van de heidenen is er als het ware tussen
geschoven. Het wordt ook wel de Genade tijd genoemd, ziet Efeze 3: 2, 7, 8
Nu kan ik me voorstellen dat hier in deze verzen niet iets
geschreven is wat totaal nieuw lijkt te zijn. Vooral niet als men denkt dat de
Gemeente in Handelingen 2 is begonnen. Het was toch al bekend dat Christus
verbonden was met de gemeente, dat Hij de hoop was voor de heidenen en dat God
geopenbaard is in het vlees, Joh.1: 14? Toch spreekt Paulus over een geheim wat
hij hier bekent maakt. Misschien dat het volgende punt duidelijker kan maken
wat ik bedoel.
7 - 2 Van of voor
de tijden der eeuwen
Romeinen
16: 25, 26 25 Hem nu, Die machtig is u te bevestigen,
naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der
verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; 26 Maar nu geopenbaard is, en door de
profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des
geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt;
Hier gaat het ook over een geopenbaarde verborgenheid. Dit is van
de tijden der eeuwen verzwegen, maar nu door de profetische Schriften
geopenbaard. Ik denk dat dit wil zeggen dat het verborgen was in het Woord van
God en dat men het niet gezien en begrepen heeft tot dit tijdstip. En Paulus
mocht het aantonen vanuit de profeten uit het Oude Testament.
In onderstaande teksten, uit de latere brieven van Paulus, komt
een andere uitdrukking voor, namelijk: voor de tijden der eeuwen. Het
lijkt mij dat de inhoud van deze openbaringen eerder in Gods gedachten zijn
geweest dan de openbaringen van de tijden der eeuwen.
2 Timotheus
1: 9 Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met
een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voor nemen en
genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen;
Titus 1: 2,
3 2 In de hoop des eeuwigen levens, welke God,
Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard
heeft te Zijner tijd; 3 Namelijk Zijn
Woord, door de prediking, die mij toevertrouwd is, naar het bevel van God, onze
Zaligmaker; aan Titus, mijn oprechten zoon, naar het gemeen geloof:
Er komt nog een dergelijk soort uitdrukking voor in het Nieuwe
testament, die een beetje lijkt op deze.
7 - 3 Van of voor
de grondlegging der wereld
Mattheus
13: 35 Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is
door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik
zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.
Mattheus
25: 34 “Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die
tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat
Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.
Lukas 11:
50 Opdat van dit geslacht afgeeist worde het
bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af.
Hebreen 4:
3 Want wij, die geloofd hebben, gaan in de
rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij
zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld
af al volbracht waren.
Openbaring
13: 8 En allen, die op de aarde wonen, zullen
hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens,
des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld.
Efeze 1: 4
Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der
wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde;
Ook hier het verschil tussen van en voor. Het valt op dat in de
latere brieven van Paulus alleen gesproken wordt over “voor”. Voor de
grondlegging der wereld en voor de tijden der eeuwen.
“Voor” wordt niet geopenbaard uit de profetische geschriften.
Het is een geheel nieuwe openbaring.
7 - 4 Paulus, opgetrokken tot
in de derde hemel
Na het lezen en begrijpen van deze teksten moet ik denken aan:
2Kor.12: 2,
4 2 Ik
ken een mens in Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in het
lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet, God weet het), 4
dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel; Dat hij
opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke
woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken.
Terugblikkend op alles wat ik hiervoor ontdekt heb, ga ik
begrijpen dat Paulus, tijdens het schrijven van de tweede brief aan Korinthe,
nog niet over de dingen, die hij gezien had, kon en mocht spreken. Maar het
lijkt mij dat hij na de verwerping van het volk Israël, in Handelingen 28, de
opdracht heeft gekregen om wel te spreken over deze geweldige hemelse
waarheden, die ik kan lezen in de laatste zeven brieven van Paulus.
Hiermee heb ik het gedeelte over de verborgenheden aan de
heidenen afgerond. Ik wil nu gaan kijken naar nog enkele verschillen van voor
en na Handelingen 28.
7 - 5 Opname of sterven
1Kor.15:
51, 52 51 Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij
zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden;
52 In een punt des tijds, in een
ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen
onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden.
1Thess.4:
15 – 18 15
Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend
overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen,
die ontslapen zijn.
16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de
stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in
Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; 17 Daarna wij, die levend overgebleven zijn,
zullen tezamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de
lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. 18 Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.
Fill.1: 21
– 23 21 Want het leven is mij Christus, en het
sterven is mij gewin. 22 Maar of te
leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik
niet. 23 Want ik word van deze twee
gedrongen, hebbende begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn;
want dat is zeer verre het beste.
De tekst uit Filippensen staat in mijn Bijbel tussen Korinthe
en Thessalonicensen in. Zoals ik al heb opgemerkt, heeft men mij in het
verleden uitgelegd dat er een voortgaande openbaring in de Bijbelboeken zit.
Dit zou dus betekenen dat Paulus eerst uitlegt dat de gelovigen in Korinthe,
Paulus inbegrepen, niet allen zullen ontslapen maar veranderd worden, wat zal
gebeuren tijdens “de opname” die beschreven wordt in 1Thess. 4 en 2 Thess.2:
1-12. Daarna zegt Paulus in Filippensen dat hij verlangt te sterven om met
Christus te zijn. En als laatste beschrijft hij “de opname” waarbij de
gelovigen de verwachting hebben om de Heer tegemoet te gaan, en bij Hem te
zijn, zonder eerst te sterven. Dit gebeurt nadat de doden zijn opgewekt. Nu
lijkt het misschien wel dat Paulus in 1Thess.4: 15 – 18 iets duidelijk maakt
wat een vervolg is op zijn “vorige” brieven, maar is dit ook zo? Want is het
niet vreemd dat Paulus eerst schrijft over het veranderd worden tijdens “de
opname”, vervolgens verlangt om te sterven en dan weer zijn hoop op “de opname”
heeft gevestigd?
Volg ik de lijn van de brieven zoals Paulus ze geschreven heeft
dan krijg ik een ander beeld.
In 1Thess.4: 15 – 18 vind ik dat Paulus verlangd en hoopt om
bij leven de Heer tegemoet te gaan en voor altijd met de Heer te zijn. In
1Kor.15: 51, 52 vind ik hetzelfde principe uitgelegd. Paulus hoopt niet te
ontslapen, maar verandert te worden en zijn onvergankelijk kleed te ontvangen.
Dit zal gebeuren wanneer de bazuin klinkt. Beide teksten zijn geschreven
tijdens de Handelingsperiode. Het was in die tijd de verwachting van de
gelovigen.
Maar Fill.1: 21 – 23 is na de Handelingsperiode geschreven en
is dus eigenlijk een vervolg, of een verdere openbaring. Het valt op dat Paulus
het hier niet meer heeft over een bazuin, het levend overblijven en het de Heer
tegemoet gaan in de lucht. Paulus verwacht hier te sterven en hij noemt dat een
winst, omdat hij dan met Christus is.
Ik zie dus dat er in Fill.1: 21 – 23 een hele andere
verwachting beschreven wordt dan de verwachting in de andere teksten. Wat moet
ik daar nu mee? Omdat ik nu ben gaan zien dat de brieven van Paulus die hij
tijdens de Handelingsperiode heeft geschreven gericht zijn in de eerste plaats
aan de Joden, is het dilemma verdwenen. Voor hen geld die eerste hoop. Deze is
verdwenen met het terzijde stellen van Israël. Daarom schrijft Paulus in
Filippensen over een andere hoop, welke ook onze hoop is, het sterven en met
Christus zijn. De eerste hoop, de opname, komt opnieuw in beeld als God de
draad weer opneemt met Zijn volk, en Hij hen werkelijk tot bekering zal brengen
zodat dan inderdaad de tijden van verademing aan zullen aanbreken, Hand.3: 19.
Fil.4: 20,
21 20 Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit
wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus; 21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal,
opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking,
waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.
Ik wil nog naar deze verzen gaan kijken, want men heeft mij
uitgelegd dat ze over “de opname” gaan, omdat hier gesproken wordt van een veranderd
worden van ons lichaam. Maar ik geloof dat dit bij ons sterven, waar Paulus het
in Fill.1: 21 – 23 over heeft, zal gebeuren. Onze plaats is geestelijk al in de
hemel en als wij sterven zal ons lichaam daar ook zijn en het zal gelijk zijn
aan het verheerlijkte lichaam van Christus. Als wij sterven verwachten wij de
Zaligmaker te aanschouwen. En vanuit de hemel zullen wij met Hem geopenbaard
worden in heerlijkheid:
Kol.3: 1 -
4 1 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt,
zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de
rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen,
die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3
Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. 4 Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die
ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.
Ook Ef.1: 3 stemt hiermee overeen en in Ef.2: 6 zie ik dat wij
reeds gezet zijn (vanuit God gezien een feit) in de hemel: epouranios, in
Christus Jezus.
Ef.1: 3
Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons
gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den hemel in Christus.
Ef.2: 6
En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in
Christus Jezus;
7 - 6 Komst of verschijning
Matth.24: 3,
27, 37, 39 3 En als Hij op den Olijfberg
gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer
zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de
voleinding der wereld? 27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten, en
schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.
37 En gelijk de dagen van Noach waren,
alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. 39 En bekenden het niet, totdat de zondvloed
kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des
mensen.
1 Cor.15: 23 Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling
Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst.
1 Thess.2: 19 Want welke is onze hoop, of blijdschap, of
kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn
toekomst?
1 Thess.3: 13 Opdat Hij uw harten versterkt, om
onberispelijk te zijn in heiligmaking, voor onzen God en Vader, in de toekomst
van onzen Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.
1 Thess.4: 15 Want dat zeggen wij u door het Woord des
Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet
zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn.
1 Thess.5: 23 En de God des vrede Zelf heilige u geheel en
al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk
bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.
2 Thess.2: 1,
8 1En wij bidden u, broeders, door de
toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toe vergadering tot Hem,
8 En alsdan zal de ongerechtige
geopenbaard worden, dewelke de Heere verdoen zal door den Geest Zijns mond, en
te niet maken door de verschijning Zijner toekomst;
2 Petrus 3: 4,
12 4 En zeggen: waar is de belofte
Zijner toekomst? Want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle
dingen alzo gelijk van het begin der schepping. 12 Verwachtende en haastende tot de toekomst van
den dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan,
en de elementen brandende zullen versmelten.
Dit zijn alle teksten die over “toekomst’’ (SV) “komst” (NBG)
gaan. Het valt op dat deze uitdrukking staat in de brieven die geschreven zijn
tijdens de Handelingsperiode. En bovendien komt het voor in de brief van
Petrus. Petrus had een bediening onder de Joden en heeft zijn brieven dan ook
aan de Joden gericht, evenals de andere Apostelen.
Gal.2: 8, 9 8 (Want Die in Petrus krachtelijk wrocht tot
het apostelschap der besnijdenis, Die wrocht ook krachtelijk in mij onder de
heidenen); 9 En als Jakobus, en Cefas,
en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was,
bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand der gemeenschap, opdat wij
tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden gaan;
Wat wordt er bedoeld met dit woord? Dat kan ik vinden in de
grondtekstverklaring:
toekomst, parousia: aanwezigheid, benedenkomend, komst,
nadering, terugkeren, speciaal van
komst: Christus om Jeruzalem te straffen, te kastijden in de
finale van de goddeloosheid
Ik zie dat “toekomst” aangeeft dat de Heer aanwezig zal zijn,
beneden komende is en terug zal keren. Hiermee wordt Zijn tweede komst naar de
aarde bedoeld, Hand.1: 11 Er zullen dan verschillende dingen gebeuren, onder
anderen “de opname” Dat vind ik allemaal in de teksten. De tweede komst was al
beloofd in Handelingen 3, maar doordat de Joden niet tot bekering zijn gekomen
moet het nog plaatsvinden.
De Genade periode is ertussen gekomen, en in de latere brieven
van Paulus, komt de uitdrukking “toekomst” niet voor. Hier is sprake van verschijning.
Het heeft de volgende betekenis.
verschijning: epiphanaia: manifestatie, de komst of nadering
van Christus, ( verl. of toekomende tijd)
verschijnen, optreden, helderheid, schitterend
Alhoewel er ook een komst of nadering van Christus in de
betekenis zit, moet het een andere komst zijn, want het is geen komst in
Jeruzalem. Ik denk dat het te maken heeft met het sterven, Fil.3: 20
Als wij sterven zal de Heer aan ons verschijnen en zullen wij
met Hem zijn. Zijn verschijning zal schitterend zijn, in heerlijkheid.
Zie ook de volgende teksten:
1 Tim.6: 14 Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en
onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus;
2 Tim.1: 10 Doch nu geopenbaard is door de verschijning
van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het
leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie;
2 Tim.4: 8 Voorts is mij weggelegd de kroon der
rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag
geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad
hebben.
Titus 2: 13 Verwachtende de zalige hoop en verschijning
der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus;
7 - 7 Nieuwe verbond of
bedeling der genade
Lukas 22:
20 Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal,
zeggende: deze drinkbeker is het
nieuwe
testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt.
Hand.7: 8
En Hij gaf hem het verbond der besnijdenis; en alzo gewon hij Izak, en
besneed hem op den achtsten dag; en Izak gewon Jakob, en Jakob de twaalf
patriarchen.
Rom.11: 27
En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun (Israël, vers 26) zonden
zal wegnemen.
1 Cor.11:
25 “Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na
het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in
Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn
gedachtenis.
Hebr.8: 10,
13 10 Want dit is het verbond, dat Ik met het
huis Israels maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun
verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een
God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. 13 Als Hij zegt: een nieuw verbond, zo heeft Hij
het eerste oud gemaakt; Dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de
verdwijning.
Hebr.10: 16 Want nadat Hij tevoren gezegd had:
Dit is het verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik
zal Mijn wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun
verstanden;
Hoewel ik geleerd heb dat het Nieuwe Verbond voor de
tegenwoordige Gemeente is, wil ik toch deze teksten eens nauwkeurig bestuderen
om te kijken of dit ook zo is.
In Hebr.8: 10 en 16 lees ik:
Hebr.8: 10,
16 want dit is het verbond, dat Ik met het huis
Israels maken zal na die dagen.
Hier staat heel duidelijk dat het verbond met Israël gesloten
zal worden. Dit wordt bevestigd door:
Rom.9: 4
Welke Israelieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de
heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de
beloftenissen;
Rom.3: 1, 2
1 Welk is dan het voordeel van
den Jood? Of welk is de nuttigheid der besnijdenis? 2 Vele in alle manier; want dit is wel het
eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toevertrouwd.
Ef.2: 11,
12, 13 11Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds
heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werd van degenen, die
genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus,
vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der
belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. 13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die
eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus.
Maar in deze verzen lees ik toch dat de heidenen eerst zonder
Christus waren en geen deel hadden aan het burgerschap van Israël en het
verbond van de belofte? Maar nu? Ja, en dan staat er niet dat ze nu deel hebben
gekregen aan de zegeningen van Israël. Integendeel, Ef.2: 14, 15 en 16 zegt:
Ef.2: 14,
15, 16 14 Want Hij
is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des
afscheidsels gebroken hebbende, 15 Heeft
Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden
in inzettingen bestaande; opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens
zou scheppen, vrede makende; 16 En opdat
Hij die beiden met God in een lichaam zou verzoenen door het kruis, de
vijandschap aan hetzelve gedood hebbende.
God geeft iets nieuws. Hij schept de nieuwe mens, ziet pag. 10,
en deze mag leven onder een andere regering, met een nieuwe bestuur: namelijk
in de bedeling van de genade.
Efeze 3: 2 Indien gij maar gehoord hebt van de
bedeling der genade Gods, die mij gegeven is aan u;
bedeling: oikonomia: beheer, bestuur, regering,
hofmeesterschap, be-uitdeling, toediening, Godsbeschikking, ontheffing,
vrijstelling, vergunning
7 - 8 Eerstelingen,
eerstgeborenen
Jeremia 2:
3 Israel was den HEERE een heiligheid, de
eerstelingen Zijner inkomste; allen, die hem
opaten, werden
voor schuldig gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de HEERE.
Romeinen 8:
23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die
de eerstelingen des Geestes
hebben, wij
ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot
kinderen, namelijk de verlossing onzes
lichaams.
Hebreen 12:
23, 24 23 Tot de algemene vergadering en de Gemeente
der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den
Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen; 24 En tot den Middelaar des nieuwen testaments,
Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Jakobus 1:
18 Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het
Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen.
Openbaring
14: 4 Dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt
zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook
heengaat; dezen zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode en het Lam.
In Hebreeën 12: 23 en 24 zie ik dat de gemeente der
eerstelingen verbonden wordt aan de Middelaar van het Nieuwe Testament, de Here
Jezus. Het nieuwe verbond of testament zal met het bekeerde volk Israël
opgericht worden. Dus mag ik aannemen dat zij de gemeente der eerstgeborenen
vormen. In Jeremia 2:3 worden zij de eerstelingen van Zijn inkomsten genoemd.
7 - 9 Bruid
Jes.54: 5,
6 5 Want
uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israels
is uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd worden. 6 Want de HEERE heeft u geroepen, als een
verlaten vrouw en bedroefde van geest; nochtans zijt gij de huisvrouw der
jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God.
Openbaring
21: 2, 9 2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, het
nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid,
die voor haar man versierd is. 9 En tot
mij kwam een van de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol
geweest waren van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom
herwaarts, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams.
Openbaring
19: 7 Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en
Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw
heeft zichzelve bereid.
Openbaring
22: 17 En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die
het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des
levens om niet.
Niet iedereen legt het zo uit, maar over het algemeen wordt
geleerd dat de Gemeente, bestaand uit heidenen en Joden, de Bruid is. Maar ik
zie in Openbaring 21: 2, 9 dat het nieuwe Jeruzalem de bruid zal zijn. Het
nieuwe Jeruzalem heeft toch met Israël te maken? Nee, zegt men, de Gemeente,
zal ook het nieuwe Jeruzalem zijn. Maar als ik Hebr.12: 22 – 24 lees kom ik tot
een andere conclusie. Hier zie ik het hemels Jeruzalem verbonden met de
Gemeente der eerstgeborenen, Israël, en met de Middelaar van Nieuwe Testament,
Jezus.
Hebr.12:
22, 23, 24 22
Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods,
tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen; 23 Tot de algemene vergadering en de Gemeente
der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den
Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen; 24 En tot den Middelaar des nieuwen testaments,
Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Het komt, naar mijn idee allemaal bij elkaar in onderstaande
teksten. Daar zie ik dat Paulus schrijft aan Korinthe, in de Handelingsperiode,
dat hij hen als een reine maagd aan Christus voor zal stellen.
2 Corinthe
11: 2 Want ik ben ijverig over u met een ijver
Gods; want ik heb ulieden toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor
te stellen, namelijk aan Christus.
In Openb.14: 1 en 4 zie ik wie die maagden zijn namelijk de
honderd vier en veertig duizend, de eerstelingen van God en het Lam. In
Openb.7: 4 lees ik dat de honderd vier en veertig duizend de verzegelden uit
alle geslachten der kinderen Israëls zijn.
Openb.7: 4
En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en
veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israels.
Openb.14:
1, 4 1 En ik zag, en ziet, het Lam stond op den
berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam Zijns
Vaders geschreven aan hun voorhoofden. 4
Dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn
maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen zijn
gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode en het Lam.
7 - 10 Volkomen man
Het valt op dat Paulus in de latere brieven aan de heidenen het
niet meer heeft over de bruid. Dat kan ook niet want deze Gemeente wordt
beloofd dat zij, wij, op zullen groeien tot een volkomen man.
Efeze 4: 13
Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis
van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid
van Christus;
Wij zullen één lichaam met De Here Jezus zijn.
Ef.5: 30
Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen.
7 - 11 Christus het Hoofd
Ef.1: 22,
23 22 En heeft alle dingen Zijn voeten
onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen;
23 Welke Zijn lichaam is, en de
vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.
Ef.4: 15
Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in
Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus;
Efeze 5: 23 Want de man is het hoofd der
vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
Kol.1: 18
En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het
Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.
Kol.2: 10,
19 10 En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd
is van alle overheid en macht; 19 En het
Hoofd niet behoudende, uit hetwelk het gehele lichaam, door de samenvoegselen
en samenbinddingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met goddelijken
wasdom.
Alleen in deze teksten wordt gesproken over Christus die het
Hoofd is van het Lichaam, de Gemeente. Nu meende ik dat het ook in 1 Kor.12: 12
– 31 voorkwam. Maar ik heb het daar niet kunnen vinden. Wel wordt er over het hoofd
gesproken in vers 21, maar dan wordt het vergeleken met andere lichaamsdelen
die elkaar niet kunnen missen. Ook in 1Kor.11: 3 wordt de Here Jezus niet als
Hoofd van Zijn Lichaam, de Gemeente genoemd. Er staat:
1Kor.11: 3
Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken
mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.
Ik zie dus dat er in de latere brieven van Paulus nieuwe
waarheden worden geopenbaard. Dit lijken
me aanvullingen op dat wat Paulus al geschreven heeft. Maar het is wel
opvallend dat Paulus deze nieuwe aanvullingen aan de heidenen openbaart en niet
meer in eerste instantie aan de Joden.
8 - Geen tegenstrijdigheden meer
Ik wil nog even terugkomen op de eerste 8 punten van de
bladzijden 1 tot en met 4. Na de uitleg dat de tegenwoordige Gemeente na
Handelingen 28 is begonnen, losten zich de tegenstrijdigheden uit deze punten
op. Want de verschillen die ik vond, hebben allemaal te maken met de het feit
dat God in de eerste brieven van Paulus op een andere wijze omgaat met die
Gemeente dan later na Handelingen 28. Dat is ook te zien aan de betreffende
teksten uit de brieven.
Gedeeltelijk zijn er aanvullingen, maar voor een heel groot
gedeelte gaat God totaal anders om met de Gemeente die het Lichaam is van
Christus, met de Heer als het Hoofd.
8- 1 De overige brieven
Als laatste wil ik ook nog iets zeggen over de brieven die door
andere apostelen zijn geschreven.
Ik heb het al genoemd, maar de overige apostelen hebben allen
geschreven aan de Joden en hun bediening bleef ook beperkt tot de Joden.
Gal.2: 8, 9
8 (Want Die in Petrus krachtelijk wrocht tot het apostelschap der
besnijdenis, Die wrocht ook krachtelijk in mij onder de heidenen); 9 En als Jakobus, en Cefas, en Johannes, die
geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven
zij mij en Barnabas de rechterhand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen,
en zij tot de besnijdenis zouden gaan;
Jac.1: 1 Jakobus, een dienstknecht van God
en van den Heere Jezus Christus; aan de twaalf stammen, die in de verstrooiing
zijn: zaligheid.
1Petr.1: 1 Petrus, een apostel van Jezus
Christus, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatie, Kappadocie, Azie
en Bithynie,
Maar ook al is het zo dat niet al de brieven over ons gaan en aan
ons gericht zijn, toch is het zeer waardevol en opbouwend om studie van het
gehele Woord van God te maken. Dit versterkt ons geloof.
December 2004
10 opmerkingen:
Bijzondere gedachten gang.
Wil me daar ook eens over buigen.
B
Bedankt voor je reactie.
Als je door het lezen van deze studie je geloof kwijt gaat raken zou ik het niet gaan lezen. Het kan zijn dat je deze tegenstrijdigheden niet ervaart en dan zou het je alleen maar in de war kunnen maken. Mijn mening is dat het niet nodig is om je te verdiepen in iets waar je niet mee bezig bent.
Maar als mensen hun geloof menen te zijn kwijt geraakt wil dit nog niet zeggen dat God die mensen verstoot. Gods liefde is groot en dat heeft Hij bewezen in de Here Jezus Christus. En ik denk dat God ons geworstel ziet. Hij vraagt ons om in moeilijke tijden ons vast te houden aan Christus die door ZIJN GELOOF alles voor ons volbracht heeft. Hartelijke groeten, Rinske.
Hallo Rinske, ik heb juist een bijzondere belangstelling voor je inzichten, ook al zie ik het niet helemaal zo met sommige dingen, maar dat heb je overal mee, niet met alles zijn we het met elkaar eens , dat zie je in de bijbel ook vaak genoeg gebeuren, het is juist verfrissend en een andere zienswijze is nooit weg, maar ik zelf zit gewoon met een hoop vragen , die mij niemand beantwoord want dat zou zondig zijn en verkeerd, je steld namelijk zulke vragen niet, bij jou is dat anders daar zie ik dat je ook worsteld met bepaalde instelingen. zoals ik je heb geschreven de eerste keer zijn er genoeg vragen die eigenlijk niemand beantwoorden kan, soms heb ik het idee dat de mens een pion is in een spel tussen God en de satan, dat mag je niet denken, maar ons denken heb je niet altijd onder controle, het is geen kaarsje dat je even uitblaast, maar goed misschien hoor ik nog wel wat van je, zo niet , dan heb ik weer een vraag teveel gesteld. vriendelijke groeten. Willem.
Ik ben blij met deze bijbel studie ik geloof het zelfde dat Paules na Handelingen 28:28 met een andere boodschap kwam die hem door de HEER is geopenbaard. kijk ook eens op de site www.bijbelstudieleek.nl deze gaat daar ook over.
met vriendelijke broeder groet Harm.
,
Dag Willem, het spijt me verschrikkelijk, maar ik heb deze reactie van je tot nu toe niet gezien. Ik heb er geen bericht van gehad en bij toeval zie ik dit nu. Je heb absoluut geen vraag te veel gesteld en ik wil zeker met je van gedachten wisselen over onze inzichten. Je zit met een hoop vragen die je, als ik je goed begrijp, eigenlijk niet zou mogen stellen omdat het zondig en verkeerd zou zijn. Maar is het er mee rond blijven lopen in je eentje niet vreselijk moeilijk en dan kom je ook niet verder. Ik geloof niet dat God ons veracht omdat we vragen hebben. Hij wil graag dat we bij Hem komen met vragen en we mogen ook naar elkaar toegaan. De Bijbel is vaak een moeilijk boek. Ik geloof dat God dat weet en begrijpt dat dit voor ons zo is.
Je schrijft over de mens die een pion is tussen satan en God. Ik moet daar bij denken aan de verzoeking van de Here Jezus in de woestijn. Daar was de satan flink bezig met de Here Jezus, maar de Heer heeft hem overwonnen door trouw te blijven aan het Woord van God, Zijn Vader. Misschien voel je je een pion, maar als wij vertrouwen op het geschreven Woord van de Bijbel dan kan satan ons niets maken. Wij mogen weten dat Christus satan heeft overwonnen op het kruis van Golgotha en Christus heeft dat ook voor jou en mij gedaan. Wij kunnen niet overwinnen, maar mogen de overwinning van de Here Jezus ons toe eigenen. Ik hoop dat je niet schroomt om nog eens te reageren. Mogelijk kunnen we iets voor elkaar betekenen. Ik hoop dat je dit bericht ontvangt. Hartelijke groeten. Rinske.
Dag Harm, het doet me goed te horen dat je blij bent met de studie "tegenstrijdigheden in de Bijbel". Ik ben al eens op site geweest en ik ontvang van een gemeentegenoot studies van Bert Boersma. Ik heb alleen nog weinig tijd gehad om ze te lezen, maar ga dit zeker doen.
Hartelijke groeten, Rinske.
Leuk uitgebreide site
Bedankt voor dit mooie compliment.
Een reactie posten