De verbonden.
In deze
studie wil ik de verbonden onderzoeken. Ik wil gaan kijken met welke persoon of
personen God een verbond opricht en wat deze verbonden inhouden. Veel kerken en
groeperingen leren dat zij deel hebben aan het nieuwe verbond, terwijl er ook
nog kerken zijn die iedere zondag ‘de wet’ voorlezen. Ik wil erachter zien te
komen of dit allemaal in overeenkomst is met Gods Woord. Ik werk vanuit de
Statenvertaling.
Verbond
is in het Hebreeuws ‘beriyth’ en het betekent: aaneensluiten, verbond,
compleet, verdrag, contract, akte. Verbond is in het Grieks ‘diatheke’ en het
betekent: testament, contract, verdrag, akte. ‘Diatheke’ wordt zowel met
verbond als met ‘testament’ vertaald. Het eerste verbond vind ik in Genesis 6.
1.
Noach.
In Gods Woord
lees ik dat Noach de eerste persoon is waarmee God een verbond opricht.
Gen.6: 18
Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten; en gij zult in de ark gaan,
gij, en uw zonen, en uw huisvrouw, en de vrouwen uwer zonen met u.
In
Genesis 6: 1 – 7 staat beschreven dat God spijt had van de schepping van de
mens, want de mensen deden veel verkeerde dingen. Het waren niet zomaar een
paar zonden die er plaats vonden. Nee, er waren zonen gods (gevallen engelen)
die omgang hadden met de dochters van de mensen en daar werden reuzen uit
geboren. God wilde alles waarin een geest van leven was verdelgen. Er zou een
zondvloed komen. Maar Noach zou gered worden.
Gen.6: 8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.
Vervolgens lees ik dat de zondvloed plaats vindt met alle gevolgen van
dien. Noach met zijn gezin overleeft door middel van de ark. Als de aarde weer
droog is en Noach uit de ark kan, brengt hij een offer aan de Heer. Dit heeft
tot gevolg dat de Heer Zich voor neemt nooit meer de aarde te zullen
vervloeken, Genesis 8: 21. En dan lees ik opnieuw van dit verbond met Noach in:
Gen.9: 7 – 17 7 Maar gijlieden, weest vruchtbaar, en
vermenigvuldigt; teelt overvloediglijk voort op de aarde, en vermenigvuldigt op
dezelve. 8 Voorts zeide God tot Noach,
en tot zijn zonen met hem, zeggende: 9
Maar Ik, ziet, Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u;
10 En met alle levende ziel, die met u
is, van het gevogelte, van het vee, en van alle gedierte der aarde met u; van
allen, die uit de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe. 11 En Ik richt Mijn verbond op met u, dat niet
meer alle vlees door de wateren des vloeds zal worden uitgeroeid; en dat er
geen vloed meer zal zijn, om de aarde te verderven. 12 En God zeide: Dit is het teken des verbonds,
dat Ik geef tussen Mij en tussen ulieden, en tussen alle levende ziel, die met
u is, tot eeuwige geslachten. 13 Mijn
boog heb Ik gegeven in de wolken; die zal zijn tot een teken des verbonds
tussen Mij en tussen de aarde. 14 En het
zal geschieden, als Ik wolken over de aarde brenge, dat deze boog zal gezien
worden in de wolken; 15 Dan zal Ik
gedenken Mijn verbond, hetwelk is tussen Mij en tussen u, en tussen alle
levende ziel van alle vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een
vloed, om alle vlees te verderven. 16
Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien, om te
gedenken aan het eeuwig verbond tussen God en tussen alle levende ziel, van
alle vlees, dat op de aarde is. 17 Zo
zeide dan God tot Noach: Dit is het teken des verbonds, dat Ik opgericht heb
tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is.
In vers 12 staat dat het verbond, wat God met Noach oprichtte, ook voor
alle mensen een is teken is. Telkens als de regenboog aan de hemel verschijnt,
mag ik beseffen dat God Zijn Woord heeft waargemaakt. Er zijn tegenwoordig ook
heel veel zonden op deze aarde. Maar ik mag weten dat er geen zondvloed meer
zal komen.
Helaas heeft God kort na de zondvloed een ander oordeel over de aarde
moeten voltrekken, namelijk dat van de spraakverwarring. Daarover kan ik lezen
in Gen. 11: 1 – 9. En nadat God de mensen had verstrooid gaat God verder met
een volgend persoon, namelijk Abraham.
2.
Abraham.
Gen.12: 1 – 3
1 De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw
maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. 2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u
zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en
vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend
worden.
Gen.13: 14 – 17
14 En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw
ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en
oostwaarts en westwaarts. 15 Want al dit
land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid. 16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der
aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw
zaad geteld worden. 17 Maak u op, wandel
door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven.
In de
verzen hierboven vind ik dat God Abram belooft te zullen zegenen. Aan het
nageslacht van Abram zal God een land geven. In Genesis 15: 18 en Genesis 17
lees ik dat God deze belofte vastlegt in een verbond.
Gen.15: 18
Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw
zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote
rivier, de rivier Frath:
Gen.17: 2 – 21 2 En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij
en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. 4 Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en
gij zult tot een vader van menigte der volken worden! 5 En uw naam zal niet meer genoemd worden
Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van
menigte der volken. 6 En Ik zal u gans
zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen zullen uit u
voortkomen. 7 En Ik zal Mijn verbond
oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot
een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u. 8 En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer
vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot eeuwige bezitting; en Ik
zal hun tot een God zijn. 9 Voorts zeide
God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun
geslachten. 10 Dit is Mijn verbond, dat
gijlieden houden zult tussen Mij, en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al
wat mannelijk is, u besneden worden. 11
En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken
zijn van het verbond tussen Mij en tussen u. 13
De ingeborene van uw huis, en de gekochte met uw geld zal zekerlijk
besneden worden; en Mijn verbond zal zijn in ulieder vlees, tot een eeuwig
verbond. 14 En wat mannelijk is, de
voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel
zal uit haar volken uitgeroeid worden; hij heeft Mijn verbond gebroken. 15 Nog
zeide God tot Abraham: Gij zult den naam van uw huisvrouw Sarai, niet Sarai
noemen; maar haar naam zal zijn Sara. 16
Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja, Ik zal
haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal: koningen der volken zullen uit
haar worden! 19 En God zeide: Voorwaar,
Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en
Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.
21 Maar Mijn verbond zal Ik met Izak
oprichten, die u Sara op dezen gezette tijd in het andere jaar baren zal.
In vers 9 en 10 lees ik dat het verbond van de
besnijdenis ook geld voor het nageslacht van Abraham. Dit nageslacht is het
volk Israël. In vers 21 lees ik dat het verbond na Abraham met Izak opgericht
zal worden.
Hierna spreekt God niet meer over Zijn verbond met
Abraham. Maar wanneer Abraham Izak moet offeren aan God en God daar op het
laatste moment Abraham van weerhoudt, herhaalt God Zijn belofte aan hem.
Gen.22: 16 – 18 16 En
zeide: Ik zweer bij Mijzelven, spreekt de HEERE; Daarom dat gij deze zaak
gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt; 17 Voorzeker zal Ik u
grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des
hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de
poort zijner vijanden erfelijk bezitten. 18
En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij
Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.
In Hebreën 11: 12 lees ik opnieuw van deze belofte aan
Abraham, maar daar wordt het vermeld als een vervulde belofte:
Heb.11: 12 Daarom zijn ook van een, en dat een
verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het
zand, dat aan den oever der zee is, hetwelk ontallijk is.
Ik wil gaan kijken wat deze beide uitdrukkingen ‘als de
sterren des hemels en als het zand’ zouden kunnen betekenen
2.1 Zand der zee.
De uitdrukking ‘als het zand der zee’ kom ik ook in
Romeinen 9: 27 tegen. Daar wordt het aantal Israëlieten gelijk gesteld aan de
hoeveelheid zand in de zee, zie ook Jesaja 10: 22.
Rom.9: 27 En Jesaja roept over Israël: Al ware het
getal der kinderen Israëls gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel
behouden worden.
Zoveel
zand er in de zee is, zoveel nakomelingen zal Abraham krijgen. Dit is het volk
Israël. Het zand spreekt van land. En
werd niet in Genesis 13: 15 en 15: 18 een land beloofd aan het nageslacht van
Abraham? En zal niet in de toekomst een Koninkrijk worden opgericht aan het
overblijfsel van het aardse volk Israël?
Hand.1: 6
Zij dan, die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in
dezen tijd aan Israël het Koninkrijk weder oprichten?
2.2 Sterren des hemels.
Maar
het zaad van Abraham wordt ook vergeleken met de sterren des hemels. Het woord
wat in Hebreen 11: 12 en in Openbaringen 21: 2 en 10 voor hemel wordt gebruikt
is ouranos en het betekent: iets wat boven is. Blijkbaar zal er uit Abraham ook
een volk groeien met een hemelse hoop. In Hebreën 11: 10 en 16 lees ik dat
Abraham uitkeek naar een hemelse stad, die neer zou dalen uit de hemel,
ouranos.
Hebr.11: 10, 16 10 Want hij verwachtte de stad, die
fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. 16 Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat
is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God hunner niet, om hun God genaamd
te worden; want Hij had hun een stad bereid.
Welke stad kan hier bedoeld worden?
Heb.12: 22 Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en
de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der
engelen;
De Hebreën waren gekomen tot de berg Sion en het
hemelse Jeruzalem, de stad waar ook Abraham zijn hoop op had gevestigd. In
Openbaringen 21: 2 en 10 wordt deze stad
en de berg ook genoemd en in vers 12 lees ik duidelijk dat deze stad in verband
staat met de geslachten van Israël.
Openb.21: 2, 10,
12 2 En ik,
Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit
den hemel (ouranos), toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is.
10 En hij voerde mij weg in den geest op
een groten en hogen berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige
Jeruzalem, nederdalende uit den hemel (ouranos) van God. 12 En zij had een groten en hogen muur, en had
twaalf poorten, en in de poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven,
welken zijn de namen der twaalf geslachten der kinderen Israëls.
De berg Sion kom ik ook nog tegen in Openbaringen 14:
1, met daarop de 14400 eerstelingen, vers 4.
Openb.14: 1, 4 1 En ik zag, en ziet, het Lam stond op den
berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam Zijns
Vaders geschreven aan hun voorhoofden. 4 Dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt
zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook
heengaat; dezen zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode en het Lam.
Deze eerstelingen kom ik ook tegen in:
Rom.8: 23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die
de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in
onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes
lichaams.
Rom.11: 16 En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is
ook het deeg heilig, en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken
heilig.
Jak.1: 18 Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het
Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen.
En deze eerstelingen doen mij denken aan de
eerstgeborenen.
Heb.12: 23 Tot de algemene vergadering en de
Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God,
den Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen;
En van deze eerstgeborenen lees ik dat zij in de
hemelen, de ouranos, opgeschreven zijn. Naar mijn idee is dit het zaad van
Abraham als de sterren des hemels, een
volk met een hemelse roeping. Het moeten dan ook Joden zijn, en dat komt heel
duidelijk naar voren bij de brief aan de Hebreën. Maar ook de brief aan Jakobus
bevestigd dit. Deze is namelijk geschreven aan de twaalf stammen die in de
verstrooiing zijn, Jakobus 1: 1. En zelfs in de brief aan de Romeinen kan ik
lezen dat het daar over de Joden gaat, namelijk in Romeinen 7: 1 en dat wordt
bevestigd in Romeinen 2: 17 en Romeinen 3: 1 en 2.
Rom.7: 1
Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat
de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Rom.2: 17 Zie, gij wordt een Jood genaamd en rust op
de wet; en roemt op God,
Rom.3: 1, 2 1 Welk is dan het voordeel van den Jood?
Of welk is de nuttigheid der besnijdenis? 2 Vele in alle manier; want dit is wel het
eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd.
Zo zal er een volk zijn met een aardse hoop en er zal
een volk zijn met een hemelse hoop. Allemaal nageslacht van Abraham. En met hen
heeft God Zijn verbond opgericht zo las ik in Genesis 17: 7.
3.
Het volk Israël.
Na Abraham ging het verbond over op Izak zo heb ik gelezen in Genesis
17: 21. Maar ook de zoon van Izak, Jakob kreeg deel aan het verbond. Ik lees
niet dat God een verbond met Jozef, de zoon van Jakob, sloot maar Jozef nam wel
een hele belangrijke positie in. De geschiedenis van Jozef en zijn broers is
bekend. Het volk Israël werd gevormd in Egypte en in de bijbel staat hoe het
volk verdrukt werd door de Egyptenaren. Uiteindelijk ziet God om naar Zijn volk
en gedenkt Hij Zijn verbond.
Ex.2: 24 En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan
Zijn verbond met Abraham, met Izak, en met Jakob.
Ex.6: 3, 5 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaän, het land hunner
vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. 5 En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen
Israëls, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond
gedacht.
Wanneer het volk Israël uit Egypte is getrokken richt God een verbond
met hen op.
Lev.26: 9, 42 9 En Ik zal Mij tot u wenden, en zal u
vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen; en Mijn verbond zal Ik met u
bevestigen. 42 Dan zal Ik gedenken aan
Mijn verbond met Jakob, en ook aan Mijn verbond met Izak, en ook aan Mijn
verbond met Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken.
3.1 Tien woorden.
God
gaf het volk Israël via Mozes de tien woorden. Wij noemen deze woorden ‘de tien
geboden’.
Deze
tien geboden staan o.a. in Deut.5: 6 – 22. De Israëlieten beloofden deze
woorden te zullen gehoorzamen.
Ex.19: 7, 8 7 En Mozes kwam en riep de oudsten des volks,
en stelde voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE hem geboden had.
8 Toen antwoordde al het volk gelijkelijk, en zeide: Al wat de HEERE gesproken
heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht de woorden des volks weder tot den
HEERE.
Ex. 24: 8 Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op
het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE
met ulieden gemaakt heeft over al die woorden.
Ex.34: 27 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Schrijft u
deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met
Israël gemaakt.
Deut.4: 13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij
u gebood te doen, de tien woorden, en schreef ze op twee stenen tafelen.
Deut.5: 1, 2, 3 1 En Mozes
riep het ganse Israël, en zeide tot hen: Hoor, Israël! De inzettingen en
rechten, die ik heden voor uw oren spreek, dat gij ze leert en waarneemt, om
dezelve te doen. 2 De HEERE, onze God,
heeft een verbond met ons gemaakt aan Horeb. 3
Met onze vaderen heeft de HEERE dit verbond niet gemaakt, maar met ons,
wij die hier heden allen levend zijn.
Deut.29: 1 Dit zijn de woorden des verbonds, dat de
HEERE Mozes geboden heeft te maken met de kinderen Israëls, in het land van
Moab, boven het verbond, dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb.
3.2 Koningen
en priesters.
Ex.19: 5, 6 5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem
zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit
alle volken, want de ganse aarde is Mijn; 6
En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn.
Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israëls spreken zult.
Het volk Israël zal een volk van koningen en priesters
zijn, als zij de stem van God gehoorzamen. Deze belofte wordt in het Nieuwe
Testament herhaald.
1 Petr.2: 9, 10
9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een
heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden
Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht;
10 Gij, die eertijds geen volk waart,
maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt
geworden.
Toen Petrus deze brief schreef hadden de Israëlieten
eigenlijk al koningen en priesters moeten zijn. Toch weet ik dat dit nu niet zo
is. Het is droevig om te moeten vaststellen, maar Israël is opnieuw Lo-ruchama,
niet mijn volk, geworden. Ik lees dat
in:
Hand.28: 26, 27
26 Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en
geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. 27 Want het hart dezes volks is dik geworden, en
met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan;
opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en
met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze.
Toch zullen de Israëlieten eens koningen en priesters
worden. God zal Zijn verbond met hen herstellen, en dan zullen Zijn volk zijn.
Hos.2: 22
En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-ruchama; en
Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!
Openb.1: 6
En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg
ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.
3.3 Ongehoorzaanheid.
In Exodus
19: 8 (paragraaf 3.1) heb ik gelezen dat Israël van zichzelf verwachte dat ze
de geboden van God konden houden. God hield hen aan die belofte. Als zij
luisterden naar Gods stem zouden ze gezegend worden.
Als zij
de geboden zouden overtreden zouden ze gestraft worden.
Joz.23: 16 Wanneer gij het verbond des HEEREN, uws Gods,
overtreedt, dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en dient andere goden, en
u voor dezelve nederbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij
zult haastiglijk omkomen van het goede land, hetwelk Hij u gegeven heeft.
Maar ik
zie dat ze een te groot zelfvertrouwen hadden. Al heel spoedig faalden ze, met
alle gevolgen van dien.
Toen
God Zijn beloften aan Israël ging waarmaken, en zij het goed hadden, vervielen
zij tot afgoderij, ondanks de waarschuwingen. Daarmee tergden zij de Here en
vernietigden zelf het verbond.
Joz.7: 11 Israel heeft gezondigd; en zij hebben ook
Mijn verbond, hetwelk Ik hun geboden had, overtreden; en ook hebben zij van het
verbannene genomen, en ook gestolen, en ook gelogen, en hebben het ook onder
hun gereedschap gelegd.
Deut.31: 20 Want Ik zal dit volk inbrengen in het land,
dat Ik zijn vaderen gezworen heb, vloeiende van melk en honig, en het zal eten,
en verzadigd, en vet worden; dan zal het zich wenden tot andere goden, en hen
dienen, en zij zullen Mij tergen, en Mijn verbond vernietigen.
Richt.2: 13, 20 13 Want zij verlieten den HEERE, en dienden den
Baal en Astharoth. 20 Daarom ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel, dat Hij
zeide: omdat dit volk Mijn verbond heeft overtreden, dat Ik hun vaderen geboden
heb, en zij naar Mijn stem niet gehoord hebben;
Jer.11: 10 Zij zijn wedergekeerd tot de ongerechtigheden
hunner voorvaderen, die Mijn woorden geweigerd hebben te horen; en zij hebben
andere goden nagewandeld, om die te dienen; het huis Israels en het huis van
Juda hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb.
3.4 Gods trouw.
Toch, ondanks alle ontrouw van Israël, beloofde God telkens weer Zijn
trouw aan hen. God zegt dat Hij het verbond niet zal verbreken in eeuwigheid.
Richt.2: 1 En een Engel des HEEREN kwam opwaarts van
Gilgal tot Bochim, en Hij zeide: Ik heb ulieden uit Egypte opgevoerd, en u
gebracht in het land, dat Ik uw vaderen gezworen heb, en gezegd: Ik zal Mijn
verbond met ulieden niet verbreken in eeuwigheid.
Jes.42: 6 Ik, de HEERE, heb u geroepen in
gerechtigheid, en Ik zal u bij uw hand grijpen; en Ik zal u behoeden, en Ik zal
u geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen.
Jes.49: 8 Alzo zegt de HEERE: In dien tijd des
welbehagens heb Ik U verhoord, en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik
zal U bewaren, en Ik zal U geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op
te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven;
Jes.54: 10 Want bergen zullen wijken, en heuvelen
wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond
Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer.
Jes.59: 21 Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen,
zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond
gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond van uw zaad,
noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de HEERE, van nu aan tot in
eeuwigheid toe.
Jes.61: 8 Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik
haat den roof in het brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid
zal zijn; en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken.
4.
Nieuw verbond.
Na het oude verbond belooft de Heer in Jeremia 31: 31 – 33 dat Hij een
nieuw verbond met Israël en Juda zal maken. Het oude verbond was een
huwelijksverbond van de Heere met Israël, zo lees ik in vers 32. Deze bestond
uit beloftes en voorwaarden. Aan het nieuwe verbond wordt een dimensie
toegevoegd. Het zal een verbond zijn waar het volk Israël met hun hart deel aan
zullen hebben.
Jer.31: 31 – 33 31 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE,
dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal
maken; 32 Niet naar het verbond, dat Ik
met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit
Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik
hen getrouwd had, spreekt de HEERE; 33
Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël
maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die
in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot
een volk zijn.
En deze verzen zijn tegelijkertijd een verbinding naar het Nieuwe Testament.
Want daar wordt ook veel over het nieuwe verbond gesproken. Het nieuwe verbond
wordt ook wel het nieuwe testament genoemd. Verbond en testament komen van
hetzelfde Griekse woord. Er moest er een nieuw verbond komen omdat het oude, of
het eerste verbond niet onberispelijk was. Ik denk dat dit betekent dat het de
mensen niet tot God had gebracht.
Heb.8: 7, 13 7 Want indien dat eerste verbond
onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn
geweest. 13 Als Hij zegt: een nieuw
verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en
verouderd, is nabij de verdwijning.
4.1 Voor
wie is het nieuwe verbond.
Voordat
ik in wil gaan op de inhoud van het nieuwe verbond, wil ik eerst gaan onderzoeken
met wie het nieuwe verbond zal worden opgericht. In het Oude Testament was dit
met het volk Israël opgericht. En ik meen dat dit ook het geval is wat betreft
het nieuwe verbond. Toch is het belangrijk om dit te onderzoeken, want ik heb
gemerkt in mijn ‘christelijke loopbaan’ dat beloftes, de wet en ook het verbond
toegepast wordt op de tegenwoordige kerk en gemeentes, terwijl dit te maken
hebben met het volk Israël en het huis van Juda. Helaas wordt er geleerd dat de
tegenwoordige kerk het geestelijke Israël is. Dit leggen niet alle groeperingen
zo uit, maar toch worden ook in die groepen gedeeltes uit Gods woord toegepast
op het gemeente leven, terwijl het niet voor hen bedoeld is. Belangrijk is dat
teksten altijd in hun verband gelezen worden en dat er goed onderzocht wordt
aan wie een gedeelte gericht is en over welke groep van mensen het gaat. Ik wil
dan nu eerst een aantal teksten behandelen om te ontdekken of het klopt dat het
nieuwe verbond voor Israël bedoeld is.
4.2 Israël
en Juda.
Heb.8: 8, 9 8 Want hen berispende, zegt Hij tot hen:
Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en
over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten; 9 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen
gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te
leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet
geacht, zegt de Heere.
Dit gedeelte uit de brief aan de Hebreën vertelt mij heel duidelijk dat
God Zijn nieuwe verbond zal oprichten met het volk Israël en het huis van Juda,
de Joden. Dit las ik ook al in Jeremia 31: 31 – 33. Eigenlijk is de gehele
Hebreën brief gericht aan Israël en de Joden. Natuurlijk kan ik er veel mooie
lessen uithalen, maar deze brief vertelt mij vooral veel over het priesterschap
van Christus wat tegelijkertijd weer een bewijs is dat het een brief voor de
Joden is, want het priesterschap was een onderdeel van de tempeldienst voor het
volk Israël.
De
volgende verzen geven ook heel duidelijk aan dat de woorden, de verbonden, de
wet, de dienst van God en de beloften bedoelt zijn voor het volk Israël. En ik
heb in paragraaf 2.2 al gezien dat dit werd bevestigd door Romeinen 7: 1 en
andere verzen uit de Romeinenbrief.
Rom.3: 1, 2 1 Welk is dan het voordeel van den Jood? Of
welk is de nuttigheid der besnijdenis? 2
Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods
zijn toevertrouwd.
Rom.9: 4 Welke Israëlieten zijn, welker is de
aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving,
en de dienst van God, en de beloftenissen;
4.3 Heidenen.
Gal.3: 7 – 9, 14, 26 – 29 7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit
het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. 8
En de Schrift, tevoren ziende, dat God de heidenen uit het geloof
zou rechtvaardigen, heeft tevoren aan Abraham het Evangelie verkondigd,
zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. 9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden
gezegend met den gelovigen Abraham. 14
Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus
Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.
26 want door het geloof en in Christus
Jezus bent u allen kinderen van God. 27
U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met
Christus omkleed. 28 Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of
vrijen, mannen of vrouwen, u bent allen één in Christus Jezus. 29 En omdat u Christus toebehoort, bent u
nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.
In deze
verzen lees ik heel duidelijk dat heidenen ook deel hebben aan de zegeningen
van Abraham. Deze zegening hield in dat zij uit geloof gerechtvaardigd zouden
worden en dat zij, door geloof, deel zouden krijgen aan de belofte van de
Geest. En omdat zij ook bij de Here Jezus hoorden waren zij nakomelingen van
Abraham en hadden zij deel aan het nieuwe verbond.
Dit heeft
God al gezegd in:
Gen.12: 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en
vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend
worden.
Wel, dan
lees ik hier dus dat het nieuwe verbond ook voor ons christenen uit de heidenen
geld. Dan doen al die kerken en gemeentes het goed als ze alles wat voor Israël
en de Joden geld ook op zichzelf toepassen.
Toch is
dit volgens mij niet juist geïnterpreteerd.
4.4 Beloofd
in de Schrift.
De groep heidenen, die leefden in de periode dat de Galaten brief werd
geschreven, is niet dezelfde groep als de heidenen van tegenwoordig. De Galaten
brief is geschreven ten tijde van Handelingen, in 57 na Christus, en in die
periode werd nog volop de boodschap van bekering, in verband met het komende
Koninkrijk, gepredikt aan de Joden. Het onderwijs wat werd gegeven kwam uit de
Schrift, zoals ik las in Galaten 3: 8. Dit houdt in dat het onderwijs terug te
vinden was in Mozes en de profeten, zoals ik ook kan zien in:
Hand.28: 17, 23, 24 17 En
het geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten
der Joden waren. En als zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: mannen
broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten,
ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen; 23 En als
zij hem een dag gesteld hadden, kwamen er velen tot hem in zijn woonplaats;
denwelken hij het Koninkrijk Gods uitlegde, en betuigde, en poogde hen te
bewegen tot het geloof in Jezus, beide uit de wet van Mozes en de profeten,
van des morgens vroeg tot den avond toe. 24
En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen geloofden
niet.
De bedoeling was dat de Joden tot bekering zouden komen zodat de Here
Jezus terug zou kunnen komen en het Koninkrijk opgericht zou kunnen worden.
Bovendien zouden er dan heidenen, door geloof, deel krijgen aan de zegeningen
van het Koninkrijk, wat al aan Abraham beloofd was, zoals de Schrift vermeldt.
Hand.3: 19 – 21, 25, 26
19 Betert u dan, en bekeert u, opdat uw
zonden mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen
zijn van het aangezicht des Heeren, 20
En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is;
21 Welken de hemel moet ontvangen tot de
tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond
van al Zijn heilige profeten van alle eeuw. 25
Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds, hetwelk God met
onze vaderen opgericht heeft, zeggende tot Abraham: En in uw zade zullen alle
geslachten der aarde gezegend worden.
26 God, opgewekt hebbende Zijn
Kind Jezus, heeft Denzelven eerst tot u gezonden, dat Hij ulieden zegenen zou,
daarin dat Hij een iegelijk van u afkere van uw boosheden.
Ik zal
later laten zien, in hoofdstuk 6, dat het onderwijs wat de tegenwoordige
heidenen ontvangen uit een nieuwe openbaring komt.
4.5 Jaloersheid.
De
heidenen die tot geloof komen, in de Handelingen periode, komen met een bepaald
doel tot geloof. Zij moesten de Joden jaloers maken, zodat die ook tot geloof
zouden komen. Ik vind dat in:
Rom.10: 19 Maar ik zeg: Heeft Israël het niet verstaan?
Mozes zegt eerst: Ik zal u lieden tot jaloersheid verwekken door degenen, die
geen volk zijn; door een onverstandig volk zal ik u tot toorn verwekken.
Rom.11: 11 Zo zeg ik dan: Zijn zij gestruikeld, opdat
zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid den
heidenen geworden, om hen tot jaloersheid te verwekken.
Romeinen
is ook geschreven in de Handelingen periode, in 58 na Christus. De strekking
van deze brief ligt dus op dezelfde lijn als de Galaten brief (paragraaf 4.3)
Een heel groot gedeelte van de brief aan de Romeinen gaat over het behoud van
het volk Israël. Paulus pleit heel hartstochtelijk voor hun bekering en alle
zeilen worden bijgezet om dit te bewerken, ja zelfs de heidenen worden hiervoor
gebruikt.
Paulus
verlangt met heel zijn hart naar de bekering van het totale volk Israël:
Rom.9: 2, 3 2 Dat het mij een grote droefheid, en mijn
hart een gedurige smart is. 3 Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van
Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees;
Dit
verlangen van Paulus blijft gedurende geheel Handelingen totdat hij moet
zeggen:
Hand.28: 26, 27, 28
26 Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en
geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. 27 Want het hart dezes volks is dik geworden, en
met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan;
opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en
met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze. 28 Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods
den heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen.
5.
Andere heidenen.
Na Handelingen 28: 28 wordt de zaligheid Gods naar de heidenen gezonden.
Maar dat was toch ook al gebeurd voor Handelingen 28: 28? Ik heb hiervoor
gezien (in paragraaf 5.2 en 5.3) aan welke zegeningen de heidenen deel kregen
die tijdens de Handelingen periode tot geloof kwamen. Het waren de zegeningen
van het Koninkrijk.
Wat de zaligheid van God inhoud, waar de heidenen die na Handelingen 28:
28 tot geloof komen deel aan krijgen,
kan ik lezen in de brieven die Paulus na Handelingen heeft geschreven.
Dit zijn de brieven Efeze, Kollossenzen, Filemon en Fillipensen, welke
geschreven zijn in 62 na Christus, de brieven 1 Timotheüs en Titus, geschreven
in 67 na Christus en 2 Timotheüs, geschreven in 68 na Christus.
Ik wil, in verband met de vraag of het nieuwe verbond voor ons heidenen
bedoeld is, enkele teksten aanhalen:
Ef.2: 11, 12 11 Daarom
gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid
genaamd werd van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met
handen geschiedt; 12 Dat gij in dien
tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en
vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God
in de wereld.
Het gaat hier over ons heidenen. Wij zijn niet besneden. Wij waren
zonder Christus en hadden geen deel aan het burgerschap van Israël en hadden
ook geen deel aan de verbonden. Maar legt Paulus dan uit dat wij nu deel hebben
gekregen aan het nieuwe verbond, nu wij tot geloof zijn gekomen? Laat ik eens
lezen wat er verder staat in:
Ef.2: 13 – 22 13
Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij
geworden door het bloed van Christus. 14 Want Hij is onze vrede, Die deze
beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende,
15 Heeft Hij de vijandschap in Zijn
vlees te niet gemaakt, namelijk de wet der geboden in inzettingen bestaande;
opdat Hij die twee in Zichzelven tot een nieuwen mens zou scheppen, vrede
makende; 16 En opdat Hij die beiden met
God in één lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve
gedood hebbende. 17 En komende, heeft
Hij door het Evangelie vrede verkondigd u, die verre waart, en dien, die nabij
waren. 18 Want door Hem hebben wij beiden
den toegang door een Geest tot den Vader. 19
Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers
der heiligen, en huisgenoten Gods; 20
Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus
Christus is de uiterste Hoeksteen; 21 Op
Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een
heiligen tempel in den Heere; 22 Op
Welken ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in den Geest.
Ik lees
in deze teksten niets over heidenen die deel krijgen aan het nieuwe verbond van
Israël. Nee, er staat iets anders. De
Joden en heidenen hebben deel gekregen aan dezelfde zegeningen. Christus heeft
door Zijn vlees de wet, die scheiding bracht tussen Joden en heidenen vernietigd,
en daardoor is het mogelijk dat Christus in Zichzelf, Jood en heiden tot een
nieuwe mens schept. Door de verzoening, die aan het kruis heeft plaatsgevonden,
is het mogelijk dat Jood en heiden nu in één Lichaam met God verbonden zijn, in
Christus. Christus zelf is het Hoofd van dit Lichaam:
Ef.5: 23 gelijk ook
Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
Zo zijn de heidenen niet meer vreemdelingen, maar samen met de Joden
zijn ze huisgenoten van God. Dit berust op het fundament van apostelen en de
profeten.
5.1 Nooit
eerder bekend gemaakt.
Als het dan duidelijk is geworden dat wij geen deel hebben gekregen aan
het nieuwe verbond, wat legt Paulus dan uit in Efeze 1: 1 – 7? Paulus openbaart
iets wat tot dan toe niet eerder geopenbaard was.
Ef.3: 1 – 7 1 Om deze oorzaak ben ik Paulus de gevangene
van Christus Jezus, voor u, die heidenen zijt. 2 Indien gij maar gehoord hebt van de bedeling
der genade Gods, die mij gegeven is aan u; 3
Dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid,
(gelijk ik met weinige woorden tevoren geschreven heb;
4 Waaraan gij, dit lezende, kunt bemerken mijn
wetenschap, in deze verborgenheid van Christus), 5 Welke in andere eeuwen den kinderen der
mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige
apostelen en profeten, door den Geest; 6
Namelijk dat de heidenen zijn mede-erfgenamen, en van hetzelfde lichaam,
en mededeelgenoten Zijner belofte in Christus, door het Evangelie; 7 Waarvan ik een dienaar geworden ben, naar de
gave der genade Gods, die mij gegeven is, naar de werking Zijner kracht.
God heeft
aan Paulus geopenbaard dat de heidenen mede-erfgenamen zijn van hetzelfde
lichaam, waar nu ook de Joden deel aan hebben gekregen. Het woord wat voor
‘hetzelfde lichaam’ in het Grieks wordt gebruikt is ‘sussoma’ en het betekent:
samenlichaam. Dit woord wordt alleen hier gebruikt. Dit geeft een speciale
betekenis aan deze uitdrukking. En ik heb al gezien dat het uniek en nieuw is
dat heiden en Jood samengevoegd zijn in één lichaam, het samenlichaam. Deze
boodschap mocht Paulus aan de heilige apostelen en profeten bekend maken, vers
5. Tegelijkertijd lees ik in vers 5 dat deze openbaring niet aan mensen in
andere eeuwen bekend was gemaakt. Dit is dus niet terug te vinden in de wet van
Mozes en de profeten, zoals ik in paragraaf 4.4 heb gezien. Dit was wel een
groot dilemma voor de mensen die dat toen hoorden, want het kon dus nergens aan
getoetst worden. En zo zie ik dat er in de latere brieven een andere boodschap
wordt gebracht dan in de periode van het komende Koninkrijk, de Handelingen
tijd.
5.2 Voor
de grondlegging der wereld.
Dit wordt
nog eens bevestigd door een aantal teksten die laten zien dat de zegeningen van
nu niet door de wet en de profeten zijn voorzegt, maar al eerder bereid waren,
zoals ik al zag in Efeze 3: 5 en later geopenbaard in Efeze 3: 3.
Ef.1: 4 Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor
de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor
Hem in de liefde;
2 Tim.1: 9 Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met
een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en
genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen;
Tit.1: 2 In de hoop des eeuwigen levens, welke God,
Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard
heeft te Zijner tijd;
In deze
teksten wordt gesproken van ‘voor de grondlegging der wereld’ en van ‘voor de
tijden der eeuwen’. Dat is geweest voordat de wet gegeven werd en de profeten
hadden gesproken. Dit was dus ook al voordat God de verbonden met mensen
oprichtte. En zo zie ik dat onze zegeningen niets met het nieuwe verbond te
maken kunnen hebben omdat ook dit nieuwe verbond, zoals alle verbonden, worden
beschreven door de heilige profeten van alle eeuw, zoals ik heb gelezen in Handelingen
3: 21(paragraaf 4.3)
5.3 Geestelijke zegeningen.
Er is nog een uitdrukking die het bijzondere van de zegeningen aan de
heidenen van nu bevestigt, namelijk:
Ef.1: 3 Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere
Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in den
hemel in Christus.
Het woord wat hier gebruikt wordt
voor hemel is epouranios en het betekent: boven de hemel, uitspansel, boven de
lucht, hemels, in de hemel, hoog verheven. Uit deze hoog verheven boven hemel
komen onze zegeningen.
De
zegeningen van het oude verbond bestonden uit de belofte dat God uit Abraham
veel nakomelingen zou doen ontstaan, en dat het volk Israël in een land zou
wonen. Dit waren aardse zegeningen. Ook het toekomstige Koninkrijk zal op aarde
gevestigd worden. Dan was er de hemels stad, maar deze kwam niet uit de
epouranios, maar uit de ouranos. Maar de zegeningen die ons deel zijn, ons
heidenen uit het tegenwoordige tijdperk, zijn geestelijk en komen uit de hemel,
de epouranios.
Dit wordt
ook bedoeld in:
Fil.3: 14 Maar een ding doe ik, vergetende, hetgeen
achter is, en strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar het wit, tot den
prijs der roeping Gods, die (van) boven is in Christus Jezus.
Kol.2: 20 Indien gij dan met Christus de eerste
beginselen der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de
wereld leefdet, met inzettingen belast?
Kol.3: 1, 2 1 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt,
zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de
rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen,
die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
6.
Wat houdt het nieuwe verbond in?
Nu ik gezien heb dat het nieuwe verbond met het volk Israël zal worden
opgericht wil ik gaan onderzoeken wat dit verbond voor hen inhoud.
6.1 Het
wegnemen van de zonden.
Rom.11: 26, 27 26 En
alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit
Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. 27 En dit is hun een
verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen.
Heb.8: 10 – 12 10 Want dit is het verbond, dat Ik met het
huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun
verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een
God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. 11 En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn
naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken den Heere; want zij zullen
Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen. 12 Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig
zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
Heb.10: 16 Want nadat Hij tevoren gezegd had: Dit is het
verbond, dat Ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn
wetten geven in hun harten, en Ik zal die inschrijven in hun verstanden;
In
Hebreen 8: 8 en 9 (paragraaf 4.2) zag ik dat God een nieuw verbond met het volk
Israël zal op richten. Een ander verbond dan Hij vroeger ten tijde van Mozes
had gemaakt. In deze teksten lees ik dat God de zonden van het volk zal
wegnemen. Hij zal Zijn wetten in hun verstand en hart leggen en zij zullen Hem
allemaal kennen.
In
Handelingen 2 is hier een begin mee gemaakt.
Ik lees
in vers 14 – 22:
Hand.2: 14 – 22 14 Maar Petrus, staande met de elven, verhief
zijn stem, en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem
woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan. 15 Want deze zijn niet dronken, gelijk gij
vermoedt; want het is eerst de derde ure van de dag. 16 Maar dit is het, wat gesproken is door den
profeet Joel: 17 En het zal zijn in
de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten
zien, en uw ouden zullen dromen dromen. 18 En ook op Mijn dienstknechten, en op Mijn
dienstmaagden, zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen
profeteren. 19 En Ik zal wonderen geven
in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur, en rookdamp.
20 De zon zal veranderd worden in
duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote en doorluchtige dag des
Heeren komt. 21 En het zal zijn, dat een
iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. 22 Gij Israëlitische mannen, hoort deze woorden:
Jezus den Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond door krachten, en
wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u,
gelijk ook gijzelven weet;
Doordat het volk Israël zich niet als geheel heeft bekeerd zijn deze
woorden maar gedeeltelijk vervuld. Maar in de toekomst, in Openbaringen zal
deze profetie volledig in vervulling gaan.
Openb.1: 4 – 8 4 Johannes aan de zeven Gemeenten, die in
Azië zijn: genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal;
en van de zeven geesten, die voor Zijn troon zijn; 5 En van Jezus Christus, Die de getrouwe
Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der
aarde. Hem, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in
Zijn bloed. 6 En Die ons gemaakt heeft
tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid
en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. 7
Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen, die
Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw
bedrijven; ja, amen. 8 Ik ben de Alfa en
de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die
komen zal, de Almachtige.
Degene
die Hem doorstoken hebben zijn de Joden. Zij zullen tot bekering komen en over
de Here Jezus rouwen, als zij gaan begrijpen wat er is gebeurd.
Maar voor dat het zover was, konden de gelovige Joden op een bepaalde manier
hun Messias gedenken.
6.2 De
dood van de Heer verkondigen.
Matth.26: 26 – 29 26 En als zij aten, nam Jezus het brood, en
gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt,
eet, dat is Mijn lichaam. 27 En Hij nam
den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen
daaruit; 28 Want dat is Mijn bloed, het
bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving
der zonden. 29 En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal
drinken van de vrucht des wijnstoks tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve
nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders.
Mark.14: 22 – 25 22 En als zij aten, nam Jezus brood, en als
Hij gezegend had, brak Hij het, en gaf het hun, en zeide: Neemt, eet, dat is
Mijn lichaam. 23 En Hij nam den
drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien; en zij dronken allen uit
denzelven. 24 En Hij zeide tot hen: Dat
is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten
wordt. 25 Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik
niet meer zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik
dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Gods.
Luk.22: 15 – 20 15 En
Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat
Ik lijde; 16 Want Ik zeg u, dat Ik niet
meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods.
17 En als Hij een drinkbeker genomen
had, en gedankt had, zeide Hij: Neemt dezen, en deelt hem onder ulieden.
18 Want Ik zeg u, dat Ik niet drinken
zal van de vrucht des wijnstoks, totdat het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn.
19 En Hij nam brood, en als Hij gedankt
had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor
u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. 20 Desgelijks ook den drinkbeker na het
avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed,
hetwelk voor u vergoten wordt.
1 Kor.11: 23 – 26 23 Want ik heb van den Heere ontvangen,
hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken
Hij verraden werd, het brood nam; 24 En
als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam,
dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. 25 Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het
eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn
bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
26 Want zo dikwijls als gij dit brood
zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren,
totdat Hij komt.
In deze teksten lees ik over de verkondiging van de dood van de Heer. De
Here Jezus verbond deze gedachtenis aan het nieuwe testament, oftewel het
nieuwe verbond. Paulus herhaalt deze opdracht in de brief aan Korinthe. Deze
brief is geschreven tijdens Handelingen. In die periode was de oproep om zich
te bekeren, zodat het Koninkrijk kon worden opgericht, nog relevant. Als dit
Koninkrijk er zou zijn gekomen, zouden ze deze gedachtenis niet meer nodig
hebben gehad. Dan zouden ze met de Heer de beker nieuw drinken in het
Koninkrijk, Mattheüs 26: 29 en Markus 14: 25.
Maar moeten wij de dood van de Heer dan niet verkondigen totdat Hij
komt? Ik heb gezien dat het nieuwe verbond met het huis Israël en het huis Juda
zal worden opgericht en niet met ons. Voor hen geld dus deze opdracht.
Bovendien is het zo dat wij gezegend zijn met de geestelijke zegeningen in de
hemel. Wij zijn, in de geest, reeds bij de Heer. Wij hebben, in de geest, al
deel aan de opwekking van de Heer. En wij worden opgedragen om te gedenken dat
de Here Jezus reeds uit de doden is opgewekt.
Ef.2: 6 En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede
gezet in den hemel (epouranios) in Christus Jezus;
2Tim.2: 8 Houd in
gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit den zade
Davids, naar mijn Evangelie;
6.3 Middelaar
van het nieuwe verbond.
Heb.7: 22 Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg
geworden.
Hebr.8: 1, 2, 6 1 De
hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen
Hogepriester, Die gezeten is aan de rechterhand van den troon der Majesteit in
de hemelen: 2 Een Bedienaar des
heiligdoms, en des waren tabernakels, welken de Heere heeft opgericht, en geen
mens. 6 En nu heeft Hij zoveel
uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is,
hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
Heb.9: 11, 12, 15 11
Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde,
is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat
is, niet van dit maaksel, 12 Noch door het bloed der bokken en kalveren,
maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige
verlossing teweeggebracht hebbende. 15 En daarom is Hij de Middelaar des
nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening
der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen
zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden.
Heb.12: 22 – 24 22
Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods,
tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen; 23 Tot de algemene vergadering en de Gemeente
der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den
Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen; 24 En tot den
Middelaar des nieuwen testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat
betere dingen spreekt dan Abel.
Voor zover ik deze teksten kan begrijpen gaat het hier over de Here
Jezus die de Middelaar is van het nieuwe, betere verbond, omdat Hij met Zijn
bloed ingegaan is in het heiligdom en daar een eeuwige verlossing tot stand
heeft gebracht. Zijn dood heeft verzoening gebracht aan hen die deel hadden aan
het oude, of eerste testament. Dat was het volk Israël. De Hebreën zijn gekomen
tot de berg Sion, tot het hemelse Jeruzalem, tot de algemene vergadering van de eerstgeborenen en tot de Middelaar van
het nieuwe verbond, de Here Jezus. De Here Jezus is de Hogepriester en Hij zit
aan de rechterhand van de troon.
6.4 Het
verbond in de Galaten brief.
In de brief aan de Galaten wordt ook geschreven over het verbond. Zoals
ik al heb gezien in hoofdstuk 4.3 wordt het verbond met Abraham en zijn
nakomelingen opgericht, Galaten 3: 29. Maar er is in Galaten 3: 16 sprake van
zaad en daarmee wordt Christus bedoeld.
Gal.3: 16 – 18 16 Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en
zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van
een: En uw zade; hetwelk is Christus. 17
En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op
Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is,
niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen. 18 Want indien de erfenis uit de wet is, zo is
zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis
genadiglijk gegeven.
Het verbond wordt hier in verband gebracht met de wet. Het één heft het
ander niet op. Toch was het niet de bedoeling om bij de wet, die de
tuchtmeester was, te blijven stilstaan. Christus kwam om te verlossen van de
wet:
Gal.3: 13 Christus heeft ons verlost van den vloek der
wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is
een iegelijk, die aan het hout hangt.
Gal.3: 21 – 26 21 Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods?
Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te
maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn. 22 Maar de Schrift heeft het alles onder de
zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de
gelovigen zou gegeven worden. 23 Doch
eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn
besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. 24 Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest
tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. 25 Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij
niet meer onder den tuchtmeester. 26
Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus.
Gal.4: 4, 5 4 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen
is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de
wet; 5 Opdat Hij degenen, die onder de
wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen
zouden.
Gal.4: 24 – 31 24 Hetwelk dingen zijn, die andere beduiding
hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sina, tot
dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar; 25
Want dit, namelijk Agar, is Sina, een berg in Arabie, en komt overeen
met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. 26 Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij,
hetwelk is ons aller moeder. 28 Maar
wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. 30 Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd
uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon
der vrije. 31 Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der
dienstmaagd, maar der vrije.
In Galaten 4: 26 kom ik het (nieuwe) Jeruzalem weer tegen waarvan ik ook
gelezen heb in paragraaf 2.2. Zo zie ik
dat er een verband is tussen deze brieven. Het nieuwe Jeruzalem spreekt van
vrijheid, waarvan ook het nieuwe verbond spreekt.
En zoals de wet aan Israël werd gegeven wordt ook het nieuwe verbond aan
hen gegeven. Er wordt in deze teksten van ‘ons’ gesproken. Men kan heel
gemakkelijk denken dat wij dat zijn, heidenen van tegenwoordig. Toch denk ik
dat met ‘ons’ en ‘wij’ de Joden worden bedoeld. Dat zie ik aan het feit dat
hier mensen worden aangesproken die onder de wet waren.
Gal.3: 23 Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de
wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat
geopenbaard zou worden.
Gal.4: 21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt zijn,
hoort gij de wet niet?
6.5 Het
verbond in de 2de Korinthe brief.
Ook in de tweede brief aan Korinthe wordt het nieuwe verbond genoemd. En
ook deze brief is geschreven in de Handelingen periode, in 57 na Christus, en
gaat dus voornamelijk over de Joden. Zij waren voorbestemd om dienaars van het
nieuwe verbond te zijn, door de Geest die levend maakt. Dit komt overeen met
wat ik gelezen heb Hebreën 10: 16 (paragraaf 6.1) dat God de wetten in het hart
en verstand van de Joden zal leggen.
2 Kor.3: 6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn
dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de
letter doodt, maar de Geest maakt levend.
Het oude
verbond gaf al heerlijkheid, maar het nieuwe zal nog veel meer heerlijkheid
geven.
2 Kor.3: 11 Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in
heerlijkheid was, veel meer is, hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Ik weet
dat de Joden tot dan toe, als volk, niet bereidt waren om het nieuwe verbond
met zijn zegeningen te aanvaarden. Ze konden niet geloven dat de Here Jezus de
Zoon van God was en als zodanig afgerekend had met het oude verbond en de wet.
Dit had tot gevolg dat er een sluier lag over hun geloof, telkens als ze zich
bezig hielden met de wet en het oude verbond. Dat was zo toen de Korinthe brief
geschreven werd en dat is nu ook nog zo.
2 Kor.3: 14 – 16
14 Maar hun zinnen zijn verhard geworden; want tot op den dag van heden blijft
hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden,
hetwelk door Christus te niet gedaan wordt. 15
Maar tot den huidigen dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een
deksel op hun hart. 16 Doch zo wanneer
het tot den Heere zal bekeerd zijn, zo wordt het deksel weggenomen.
Maar
zodra ze zich in de toekomst tot God zullen bekeren zal deze bedekking
wegvallen.
Omdat
veel kerken en groepen gelovigen zich bezig houden met de wet en menen dat het
nieuwe verbond op hen van toepassing is ligt er, naar mijn idee, ook een
bedekking over het geloof van deze christenen. Ik zie dan ook dat deze groepen
de zegeningen van de gemeente in deze tijd (hoofdstuk 6) niet kennen en er uit
leven. Daarmee doen wij tekort aan Gods plannen voor deze tijd.
7.
Een slotwoord.
Als
laatste wil ik nog opmerken dat de Bijbel verdeeld is in het Oude Testament en
het Nieuwe Testament. Mensen hebben deze namen aan deze indeling gegeven. Maar
het Oude testament behelst veel meer dan alleen het oude verbond. En zo behelst
het Nieuwe Testament ook veel meer als alleen het nieuwe verbond. Nu begrijp ik
wel dat de naam ’Oude Testament’ aangeeft dat het om de oude geschriften gaat,
van voor de geboorte van de Here Jezus. En het Nieuwe Testament beschrijft
alles van af de geboorte van de Here Jezus. Maar het Nieuwe Testament is niet
het nieuwe verbond. Het Nieuwe verbond zal in de toekomst opgericht worden met
het volk van God, zoals het in het verleden eveneens opgericht is geweest met
het volk Israël.
En
hopelijk heb ik in deze studie duidelijk gemaakt dat de huidige Gemeente deel
heeft gekregen aan heel andere zegeningen dan de zegeningen van een oud of een
nieuw verbond.
Maart
2006.
4 opmerkingen:
Heel duidelijk stuk, wij christenen moeten de bijbel met onder schijt lezen wat is voor ons en tegen ons gezegd. Niet de dingen die ten behoeve en tegen Israël zijn gezegd ons toe eigenen. Wij moeten meer naar Paulus luisteren speciaal de brieven die hij in gevangenschap heeft geschreven dat was een geheel nieuwe openbaring en niet na te vorsen in het zogenaamde oude testament. Harm www.bjbelstudieleek.nl
Dag Harm,
Dank je wel voor je positieve bemoedigende woorden.
Beste Rinske,
Bedankt voor je studie. Veel is duidelijk en ik kan me in heel veel van de studie goed vinden, hoewel ik de Statenvertaling vaak niet goed leesbaar vindt en liever de NBV of NBG lees. Ik heb wel een vraag over de Romeinenbrief die je rekent tot een brief aan de Joden, dat snap ik niet als Paulus toch duidelijk zich richt tot eenieder die in Jezus gelooft (Romeinen 1) maar ook je conclusies over het nieuwe verbond moeten misschien nog bij me landen want Paulus maakt toch de vergelijking van de Olijfboom met de afgebroken takken waartussen wij geënt zijn? Betekent dat niet dat wij deel hebben aan het nieuwe verbond?
Hartelijke groet,
Marcel Taris
Beste Marcel,
Allereerst bedankt voor je reactie.
De Romeinen brief is inderdaad geschreven aan een ieder die gelooft in die tijd dat Paulus de brief schreef tijdens Handelingen, ongeveer 57 á 58 na Christus. De gelovigen leefden toen nog in volle verwachting dat Christus spoedig terug zou komen. Maar de voorwaarde was dat Israël als volk zich moest bekeren. Daar zat niet veel schot in en God laat alle zeilen bijzetten om Zijn doel te bereiken. Werd eerst de prediking gericht tot Israël ( en via Israël zou het evangelie verteld worden aan alle heiden volken) ondertussen komen er heidenen tot geloof. En die heidenen zijn inderdaad geënt op de olijfboom. Waarom komen de heidenen vroegtijdig tot geloof? Dat staat in Romeinen 10: 19 en 11: 11. God liet de heidenen vast tot geloof komen om Israël jaloers te maken, zodat zij ook tot geloof zouden komen. Maar het heeft allemaal niet mogen baten. Israël heeft zich tot op de dag van vandaag niet bekeerd, zodat zij de wereld in konden trekken met het evangelie van het Koninkrijk. En toen viel het doek tijdelijk voor het volk Israël. Dat gebeurde in Handelingen 28. Natuurlijk zijn er nu wel gelovige Joden evenals gelovige heidenen. Maar zij zijn tot geloof gekomen zonder tussen komst van het volk Israël en hebben ook een andere toekomst. Onze zegeningen zijn hemelse zegeningen. Ik geloof dat heidenen sowieso geen deel hebben aan het nieuwe verbond, ook de heidenen die geënt zijn niet. Er staat toch heel duidelijk dat het nieuwe verbond met het huis van Israël en van Juda gesloten zal worden. Dat kunnen geen heiden zijn.
Ja, de Staten vertaling leest niet erg gemakkelijk. Ik heb deze wel altijd gebruikt en ik heb er een online Bijbel van. Nu lees ik de Herziene staten vertaling. Die leest iets gemakkelijker. Ik meen dat de HSV en de SV het dichtst bij de grondtekst komen. Alhoewel ook lang niet altijd.
Hartelijke groeten,
Rinske.
Een reactie posten